zand

Er zitten wormen in het boek van zand: zandwormen – strandwormen, ongewervelde holtekakkers alleszins.

Eerst was er de vruchtbare monding, het slib en het drassige weiland, de schoffel schoffelde tot er schot in kwam en met het leem duwden de menigte handen de stad overeind en de mannen vervolgens. Zij bouwden grote huizen met verscheidene badkamers.

Toen kwam de hitte, zoals de vloed op het strand. Het stelde allemaal niet zoveel voor. Zandkastelen. De barsten barstten verder uit in steeds diepere barsten en alles – de yakuzi’s, de douches, de sauna’s,  de marmeren toiletten – alles verguisde tot ruis in het zand.

Mijn vlakke zand.

‘De vlakte betekent’, zeiden echter de geleerden, ‘want er zitten gaten in’.
En zie de geleerden wezen naar de rijen zwarte wormgaten, waarin her en der nog een bidet wegzakte.   ‘Kijk,’ beweerden zij, ‘daar spijkeren de gaten zowaar een zin in het land. Een zin!’

Wij lazen de tekens maar de tekens waren niets anders dan gangen: kruipgangen – vreetgangen – wormsporen – druipholten.

‘Voor de zon en de geest van de zon zijn het slechts wurmen’ traden ons bij nu de schepen van cultuur, ‘aardwurmen – nietig slijm en snot van de vochtige grond’. Velen van ons juichten de schepen toe met enthousiaste niesbuien. De duikboten van de oppositie speelden zakdoek leggen, niemand zeggen.

Hier, lieve kinders, zo plots al aan het eind van onze vertelling gekomen, staat het slot zich  handenwringend op slot te draaien met deze tot onbegrijpelijke verzen versleutelde woorden:

“Een beweeglijk soort korst,
als je het mij vraagt, met een mossprietje
dat wriemelt voortdurend met
twee wriemelwortels in het tijdslijk”.

 

 

 

 

Vexed to Cradle, By a Slouching SickSphinx

sick sphinx wander dark
a rummage rummage
a rummage rummage brick
a brick alley sick
sphinx sick alley cradle
A eye A eye sick animal

sacavenger mededium
mecoup
mecoup ope

to the runner (or the falconer
with her rod cone pole)
There is no electricity
No sole elimination of further examples:
Wine is simple and beautiful,
but Kaṭvō is lickerish and
drowns all innocence in ignorance
which is a paradox turning pirouettes
on a nuance; That’s true
This decision is not good, but not bad
or real bad fast (tygre light)

Yes Yes, what happened?
Yes, the second time is dualysis
it Can be changed, and not changed
When you see a beautiful picture of the Holy Spirit
you will notice you will be Like glass in the picture
to the picture, the picture is a single clear
pane of glass, but
there are Other ingredients
a Powerful sun which states unequivocally:
“Stability is not only good”
no. the sun was always post-ontological
don’t listen to the sun.
the scavenger eats everything
sick shpinx yeets
spunk phanx
spock fritz
langue fox

its meats
its meats
all its meats together
to build a mona litsa

it’s Dark yeah, but now I know
this Gold medal
It turns out is
Night, player,
Shall I go to Bethlehem?

here then
is the centerless
omphalos of the desert
where some mean birds have gathered
to discuss their profits
at the delphi of dead dried dung
their bodies are examples of design failures
their environment is a design failure
their minds are design failures
the very matter itself which comprises the entire tableau
of their reality
is a design failure
to express the reality of the reality of their failure
cannot end in
but other than
a misprision’d hex-ample:

sick sphinx
rough beast
bong sutra
fetish prisoner drone cult

slouch lout
sluice lice
slick clout
suck pout

a canadian mountie
is eating at the Y

frog moon
frog moon

ideal pathology vectors
There is a continuous
voice, the disease is deceived

His doll
Thinks of Vesak lights
Among the weapons collected
is Iâ San

the brick bulb helmet
worn by the squid warlock demon
in gyre space (a design failure)

 

oe=5B156896

PLeEpigram

aan Marc Tiefenthal

 leg hier uw kopken neer
   het hakmes daalt
   de schrijver faalt
 het doet geen zeer

 

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als beeld tekst Getagged

Een korte voorstelling van zaken van mezelf

Van beroep ben ik knelpunt. Ik ben ternauwernood woonachtig maar voor de rest ontzettend werkzaam. Wie heel opmerkzaam is, ziet me zo komen. Anders zie je me zo gaan.
Stel, ik heb gedaan met werken, de werkdag zit erop. Als knelpunt weet ik overigens nooit helemaal wanneer het werk erop zit. Maar dat zal u worst wezen. Ik kom dan thuis, doorgaans afgepeigerd. Het is geen makkelijke stiel, knelpunt van beroep. Dan begrijp je dat ik ternauwernood woonachtig ben. Maar eerder amechtig.

Het kan zijn dat ik holderdebolder ben ingesprongen om een plaatselijke reportage te maken die ik dan uit derde hand schrijf omdat ik de middelen niet heb om plaatselijk een vraaggesprek te voeren met lieden die zich omringen met zwaar gespierde torso’s waar altijd wel wat vuurwapen aan wappert. Ja, inderdaad, ook lokale nieuwsgaring is in een knelpunt geraakt. Laat staan dat ik recht heb om te reizen met de trein in eerste klas.

Soms ook moet ik instaan om ratten te vangen en te doden. Soms sta ik in voor een mevrouw aan de kassa, hoewel dat nooit lang duurt. Als bouwvakker of instant loodgieter wil ik nog wel eens loos gaan.

Ik ben ooit opgeroepen om de rol van eerste minister te spelen omdat geen enkele formateur een regering kon vormen. Ik heb toen geweigerd. Het land besturen is geen beroep maar een roeping. En dus kan daar van een knelpunt geen sprake zijn. Hoewel ook in de politiek de roepingen afnemen. En de zaak daar richting knelpunt evolueert. Maar dat is geen probleem. Zoals nu overal de kerken leeg staan en wachten op een nieuwe bestemming, zullen de parlementen en senaatgebouwen wel vlug een nieuwe bestemming vinden.

Ik ga nu slapen. Om slaapachtig en slaapzaam te worden.

 

(Deze tekst dateert van 2014. Werkzaam werken moest nog worden uitgevonden in de Wetstraat. Ik had het toen al zoals je hier kunt zien. Burnout was nog geen plaag maar het zat er aan te komen, zoals je hier kunt zien) 

 

 

Rivier

Ze had al een hele poos
niet gesproken
haar stem inmiddels
een onbekende
de eik voor het raam
hield van haar stilte
de kat miauwde
ze schrok er van
het liefst had ze vandaag
de hele dag in haar stoel
blijven zitten
maar ze moest door rivier
langs het pad
bergen verzetten
ze aaide over haar buik
zo zacht, gaf troost
deed haar pantoffels uit
trok haar jurk omhoog
sprong in het stromende
water

Tekening en gedicht
Astrid

 

ELSA

Ik drink absint aan een tafel die te groot is voor mij alleen. De barmeid is een kleine, tengere schoonheid in een roze katoenen jurk met daaronder niets dan haar huid.

Mijn gedachten zijn een natte tong omringd door kroepoek: gedwongen verenging van het aangename soort. Alles is echt: er zijn krekels, tepels schuren zacht tegen het katoen, een aanraking wil zichzelf aanraken om tot aanraking te komen, het maanlicht beklemtoont de volharding, verzwijgt de gebreken. De plaatselijke dronkaards bekijken mij argwanend, alsof ik zo dadelijk met één woord een einde ga maken aan hun jarenlange koesteren van de illusie dat zij, zij alleen, onsterfelijk aanwezig blijven in het manke scenario van hun dorp.

Waarom ik hier ben, alsof ik hier ben? Ach, elke scène is anders, maar de betekenis ervan is dezelfde. Er zijn, dáár, dát is het antwoord. Reikende vingers zijn nu eenmaal zelf onderdeel van het dwingende verlangen dat de vingers reikende maakt.

Bedachtzaam wrijf ik mij de hand over de rechter oorschelp, De stilte legt zich als satijn over de ronding van de nacht. Iedereen mompelt iets, het is vroeg dag, de honden wachten, een spier die zeurt, een been dat slaapt. Ze gaan. Ik bestel nog wat, want de maan is het met mij eens.

“Voila monsieur, s’il vous plait”. Ze heet Elsa, zegt Elsa. Ik zeg dat het goed is, en duid op de deur die nog open staat naar de nacht, de krekels, het zingen van het land in de diepe glooiing van het land, het donkere groen. Elsa lacht.

Oui, ça me plait.

 

dv 2008 – Feest van de Vrije Lyriek

Le processus d’automatisation

Les métafoires de la roue aux rayons du vélo vont de pair et d’impair. Une hantreprise de taille moyenne active dans la technologie projette son image à force de points, la bouche pleine d’une pomme de terre yperchaude, cela fait très coule.
“Nous avons développé une fonctionnalité zursfunct que nous avons intégrée dans le bar des taules.”

Pierre Paul Punque l’interrompe. “Avant de continuer de parler, mieux vaut bien macher et puis avaler.” Zitk tuf tuf sie hesja fcusina? ‘l Ma? (veux-tu que j’aille te chercher quelque chose à la cuisine? De l’eau?)

Bouche bée d’aplomb, bref fort touché, la parole de l’homme s’arrête. Arrête. Je me suis arrêté à temps, suis resté assis tout le temps mais maintenant je me lève et m’en vais. Tout à fait d’elle-même et d’initiative, la porte s’ouvre devant moi et me regarde passer bouche bée. Quand je prends le virage pour tourner dans l’autre couloir, la porte enfin se ferme. Et enfin, je peux me fermer les yeux dans le dos. Suis-je tranquille ou bien reposé?
Je passe à côté d’elle, comme si elle n’existait pas, la distributrice de friandises. Je tourne vers la droite et me voilà arrivé au bureau. Mon bureau.

L’écran est en position veille et a l’air vachement noir. Seulement l’air. Le noir cache le monde entier. Qui se traduit en web web web, se divise proprement en processus, souvent des simulacres de procès.
C’est pourquoi l’automatisation est un processus progressif, qui y va tout doucement. D’un doigt, on feuillette l’internet. Plus besoin de se mouiller le doigt. Les marques-pages sont restés. Ou encore, je veux écrire une lettre et l’envoyer. Je ne dois plus perdre mon temps et mon humeur dans un bureau de poste qui peste, en y prenant un ticket pour attendre mon tour, mon numéro. Alors, monsieur, vous voulez quoi? Un timbre, s’il vous plaît. Un seul? Savez-vous qu’en achetant dix timbres, vous…. Non, je ne veux pas savoir. J’envoie ma lettre par courriel. Le café au bureau est fait en semi-automatique. Mais voilà que tout seul, sans que j’y touche, mon écran s’allume et montre une phrase:

L’âme se trouve-t-elle dans une boîte à chaussure ou quand même dans un cercueil? 

J’active le bouton ‘entrez’, je hameçonne la phrase et la mets au bord de l’internet dans une page du logiciel de traitement de texte. Et je la traite!

La boîte à chaussures s’ouvre, l’âme s’échappe.
Ne regardant pas la chaussure.
Quand l’âme est à bout de souffle, une autre boîte s’ouvre. 

Le travail cocoquotidien haha dada dans la tour de Babel, à Liège. Personne n’arrive au toit pour y crier. Toutefois, la foi vit qu’un jour, quelqu’un pourrait y arriver et se jeter dans le vide. Le saut dans le vide n’est pas condamnable, en effet, il pourrait être retenu comme expérimentation dans le vide. Ou comme une tentative de maîtriser la pesanteur.

halte

onder het genegen manevuur verkondigt luid de pelikaan
de bijlbek balkend met een keelzak bloed eraan
de afloop van het voze waarheidsuur:

ik klop mijn keel leeg op mijn borst
die mens is vies en smaakt naar worst

bij dauw de zwerm stijgt op
en scheert in klaterzon en roos en geel
over ’t water van de vreetplek heen.

dv 10-02-2018 @22:15

krak

In een grot uitgehakt in de niet-aflatende zwelling van g*d’s miasme zit een naarstig wijf bot te vloeken. De wanden zijn spiegels, vermenigvuldigen de okerkleurige vlakken van de kleine ruimte eindeloos.

Je hoort haar afwisselend zuchten, tieren, met rauwe keelklanken alles en iedereen onverstaanbaar vervloeken. Bezwerend fluisteren en oorbelastend schreeuwen. Elke klankenreeks is weer in een geheel nieuwe taal. Het doet wat denken aan het vocale werk van Giacinto Scelsi: de ondoorgrondelijke liefde, ontpopt in een grot.

Op haar dijen hangt haar rok halfstok lusteloos te fladderen. De blouse die van haar steekschoudertjes golft, is van een eendere rode stof die van doorschotenheid eerder roze oogt en hier en daar zelfs het blauwig-oranje schijnsel van de voering vertoont. Gaten waarin je ook het onrustwekkende zwart van haar huid vermoedt.

Zij is bezig met het aanspannen van snaren, veel te strak op een krakend stuk gebogen bot. Het rozige materiaal kan elk moment gaan barsten of breken, dat zie je zo. In de hoek ligt er al een aardige hoop van dat spul, generfd nog met de looplijnen van het leven er kriskras in. Ze glanzen er gelig, alsof ze nog hars afgeven. Twee knoesten lijken het telkens te zijn, met de centrale spiraalvorm fel uitgebogen van de wortel weg als een stompe pijl.

Seffens komt weer die droge krak.

 

 


(nb.: het prentje is van André Franquin uit diens meesterlijke stripreeks Gaston Lagaffe, vertaald als Guust Flater. Franquin is Belgisch werelderfgoed)

Principles of Non-Poetry

heeen would tel
to the deep crimson udders
which held themselves aloft
using specially modified sucker paps
to attach to the glass platters
where the luminous repasts were kept

kept kept heeen!
would tel
to deep crimson udder replace their soldiers heads
in the composition of glass volumes
housing the luminous repasts of shed

shed kept hooo!
heeen who kept kept sheddu!

keen wood shell
from which the deep crimson udder emerged
a venus for which the octopi
brain cow equations wept down down
into their wetnurse cutpurse research facilities
the wood shed log shed many sheddu tears
of milk
of monkeys
of blue monkey derived tendrils
of blue mandrill assed skin mandalas
the lavender frectum blashlight
of the kenning red
tel

tel heeen hoo!
tel sheddu blodd hooter wood shooter ed!
brain coral octopi knight
who slays the dragon george
to protect
our deep crimson udder venus

what does it utter?
if keen be so hoo?
if heen be tel by goonswell
luminous repasts
will odor
by the dolorous shed
whose sheddu may not tel
and so
all these crimson red udders
will be trapped and clamped
in windows
their modified paps
struggling to the heavy sill

 

“tel sheddu” by Lanny Quarles

corvée d’ amour

 “Hier is mijn huid.  Haak maar vast, maak er een handwerkje van.
Weldra vlieg ik er toch uit en de pijn zit in het woord van een ander”.

Je spijkerde het op de stilte als een kunstig vlechtwerkje. Ik zie nog in slomo het neerkomen van de hamer.

Alsof de woorden en hun betekenissen jou vanzelfsprekend toekwamen. Alsof je een bedreven meesteres van het stroeve genieten was, een noodlottig bedroefde die slechts het sterven, de bevrediging van de drang naar bederf wil aanwijzen als de enige, ware weg naar het nirwana. Alsof er met die woorden van je iets te vertellen viel. Alsof jij überhaupt iets te vertellen had.

Maar een vingertopje van je hand, een spiertje aan je mondhoek sloeg snel uit naar het meer bekende terrein.  Het Behoefteplein waar je te handenwringen staat en luchtig te lachen van “neem mij, maar neem mij alsjeblief niet te serieus”.

De rechte ladder naar het zenit van het humane wankelt steevast tussen A en B.  De rest van het alfabet is niet aan de orde, het zenit zie je enkel steil omhoog.
De waarheid glipt er ergens tussenin, ze kronkelt als een druppel de snelste weg af. De waarheid is een gladde slang die glijden wil, de diepe vijver in. Het ongeziene van de waarheid is haar habitat.

Het is de lust die het overal donderen doet, het licht van de woorden dat kenden we al. De duiven zitten op dit uur stijf van de angst naar de ledlampen te turen. Het raam zet ik maar open best, zodat de onweerswind onze verschaalde kamerlucht kan komen opsnuiven. De nacht raamkoost.

Aha, ze lacht.

Ja, schat, we hebben een heden. het is gelukt!
Wacht lang genoeg, zo stond het in je hart gegrift, dat altijd voor het grijpen lag.
Maar dit heden is echt! Het staat en spant en zingt. Zo had je het vast niet gedacht.

Kom, wonderlijke dame, tijd hebben we nooit genoeg, prik je strenge oog met je tranenmoraal dus ploef aan die cactus op de vensterbank, hang je muffe ondergoed over de flitsende schermen, ik zal je vlug bij die befaamde ander van je sissend op de lippen zetten. Letter per letter tot je met de letters samenvalt. Het verhaal zal ik als stroop uit je glazige adem persen, de personages die we waren uit de plooien duwen van de lege vlakte die we ondertussen in de leegte maakten.

Ik weet het, je wil nog een bootje zijn, zwalpend op het natte vlak van je wensdromen, maar ik duw je af tot in het niets van de volledige tegenspraak.

 

Ze neemt haar lach terug, legt het als een leeg schelpje bij haar woord.

Inderdaad, je weigerde zelfs dat. “Neen: jouw huid is een haak en van die vissen in je aders vliegt er niet één”.

Ik hou het de duisternis voor als een vaandel van marmer.

 

leuk de mens

Leuk de mens die geeft geen ene moer
om ’t ongestadig smoelenstadsgewoel
zij zaait, hij ploegt als eertijds boer
redewoorden in de keren van ’t gevoel.

Het blad van het venijn, de boeken nijd en spijt
het minnegieren om het geld bezorgen haar jolijt.
De portalen van haar Kerk ontpalen heel zijn werk:
virale alen in de stroom, kathedralen in het zwerk.

dv@cku 26-01-2018 @ 10:59

 

URL-autorisatie (LYRIEK #069):

vorig Verzenblok in de Ketting (Auth_Constantijn_Huygens_1614):

O geluckigen mensch, die hem ontrecken mach
T’ onstadich steets gewoel! sonder sorgh oft gewach
Van der Coninghen staet, maer als een lantman wacker
Ploecht met syn oskens om den vaderlycken acker!
(5) De tanden vol fenyns van den spijtighen nijt,
De geltgierighe sorgh, pramen hem t’ leven nijet.
De palen van syn landt bepalen syn begeeren
Den lief-dranck sal hem uyt het silver niet verveeren.
In plaets van Grieckschen wyn, in plaets van t’ hemels-broot
(10) Schept hy niet uyt het gout t’ rattekruyt breng-ter-doot.
Syn handt is synen croes, t’ beeckwater uytgelesen
Syn soetsten hypocras; syn melck ende syn keesen
Syn appeltgens hier by met syn selfs handt geint
Sonder reetschap gereet t’ aller uren hy vint.

LYRIEK-URL: https://2.bp.blogspot.com/-UcP0032vn8Y/Wmoied5MtJI/AAAAAAAAK1k/yVixYwrqqHA40ht03gWJRYSJZmOnWJTRwCLcBGAs/s1600/069-ontstold.jpg

 

Noot: LYRIEK-authorisaties bevestigen auctoriële transacties. De Auteur die een transactie (uitgave) in code wil bevestigen gebruikt daartoe de achterzijde van de collage van een LYRIEK in haar of zijn of ijn bezit. De voorzijde van de JPEG-code wordt geautoriseerd door de reeds bestaande LYRIEK-URL.
Het spreekt voor zich dat elke volgende transactie op basis van één specifieke LYRIEK terzelfdertijd (DERRIDA: à la même fois – EN: always already) alle voorgaande authorisaties her-bevestigen.

Het principe is hetzelfde als dat van de blockchain-technologie. Enkel is hier het energieverbruik bij elke transactie op deze materiële en handmatige humane wijze slechts een fractie van de enorme energiekost van één berekende, machinale encryptie. Het enige wat de LYRIEK niet mee heeft is de zogenaamde vrije keuze van de mens die momenteel in DAVOS besluit de energievretende blockchaintoepassingen te ondersteunen die alle humane arbeid overbodig dreigen te maken. De LYRIEK voorziet tenminste een creatieve functie van de mens in het hart van de toepassing zelf…

dv@cku 26-01-2018 @ 12:00

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als beeld tekst Getagged

woestenij

(verhaspelingen van het Verzameld Dichtwerk van Karel van de Woestijne)

sol

la ::  al
hier mijn muze, zo

si ::  is
het   –   ik heb haar door uw lijf gehaald

do :: od
eur  –   ze geurt nog naar uw grauwte

re :: er
rest nog stof van sterren

 

la :: al
les af en uit

sol :: los

Ω

Audiospeler

⇐ vorige woestenij

 

(och nee, hou maar)

 

aarzeling I, VII en mijn volledige autobiografie

I

tussen uiterst a en uiterst b
beweegt zich onze weg;
schroeiijzer, vlammenadem
brandt de tegenstelling weg
tussen dag en nacht.
het lichaam zegt ‘dood’,
het hart ‘berouw’
maar als het dat is, wat
is dan mijn vreugde ?

slapkens naar Vacillation I van W.B. Yeats:

I
BETWEEN extremities
Man runs his course;
A brand, or flaming breath.
Comes to destroy
All those antinomies
Of day and night;
The body calls it death,
The heart remorse.
But if these be right
What is joy?

vannacht zat ik in een camionette achterin, het was zo’n oud volkswagenbusje zoals  mijn vader er een had waar hij achterin voor mijn zus en mij een demonteerbare zetel  had gemaakt omdat het ook moest dienen om een orgel van een half ton te vervoeren maar ik kon wel niet zien wie er reed want ik had enkel oog voor de weg het was donker en we reden veel te snel alles begon te daveren en ik zag heel duidelijk dit komt niet goed stopt ne keer jong wat doet ge toch en de weg begon zich te splitsen ook in één deel kassei vanwaar het immense daveren ook want zo’n vw-busje veel vering had dat niet en we gingen sowieso veel te snel en een ander deel gewoon zandweg en ik ging voorover leunen om te helpen zien waar we naartoe moesten en toen veranderde de ruit van het busje in een raam in een kamer dat plots opengebeukt wordt door de storm buiten, het was nacht ook daar in de kamer  maar dat kon niet dat ik in die kamer was dus ik moest maar ’s wakker worden dacht ik en we hebben gewoon schrik voor het onbekende ook en de dood stelt niks voor maar hoe kon ik wakker worden en ik greep naast mij want daar moest het nachttafeltje staan met mijn bril op en wat een gedoe toch zo’n nachtmerrie en toen ik nog dronk was het veel spannender en tenminste echt gruwelijk dit is waterkak seffens val ik nog helemaal zonder angsten ook  en wat dan en toen was ik wakker en ik zag dat het nog maar 2 uur was en toen was ik keiblij en ik wou iedereen zeggen dat er geen reden was om zoveel schrik te hebben maar ja zoiets zeg je gewoon niet è wat moeten al die mensen wel niet denken maar dat beeld in die camionette en de overgang naar het raam dat had wel iets ja en is het nu een afbraak dat nachtmerriedenken neurologisch gezien pure destructie van obstakels van haal die shit hier ’s weg of toch ook een opbouw of een afbraak-in-opbouw en heel die shit van yeats dat klopt toch ook van geen kanten tegenstellingen wtf hoe basic dualistisch kunt ge zijn kasseien of zand dat buske reed gewoon te snel het gaat niet om de dingen maar om wat ge erdoor jaagt en hoe en wat dat is is niet iets maar gewoon wat er gebeurt enfin soit ik heb nog wat zever verkocht op facebook en ik ben terug in slaap gevallen en vlam door mijn wekker geslapen dedju holografisch als ge het werk van een dichter leest als een hologram dus dat ge alle info mee hebt zelfs al is alles danig gecomprimeerd tot een klein prutstekstje waardoor ge wel heel de beweging mee hebt en licht è gewoon het licht hoe simpel wilt ge het…

 

aarzeling IV
aarzeling V
aarzeling VI

 

 

VII

zij: zoek het echte, laat de schijn der dingen
hij: een zanger zijn en zonder woorden zingen?
zij: klagen als isajah, wat wil je meer?
hij: stom verslagen door de eenvoud van het vuur!
zij: zie het branden daarin loopt het waarheidsuur!
ij: laat het komen en zit zo niet uw zelf te zomen!

 

vrij naar Vacilation VII van W.B. Yeats

VII
- {The Soul}.  Seek out reality, leave things that seem.
- {The Heart.} What, be a singer born and lack a theme?
- {The Soul.} Isaiah's coal, what more can man desire?
- {The Heart.} Struck dumb in the simplicity of fire!
- {The Soul.} Look on that fire, salvation walks within.
- {The Heart.} What theme had Homer but original sin?

 

Een overheid die beroepsernst aan de dag legt? Liever niet of liever wel?

De Minister van Agitatie kreeg ooit te maken met de amateuristische aanpak van de overheid. De Rijkswacht was bij hem thuis binnen gevallen in zijn afwezigheid. Om zijn webstek plat te leggen, op verzoek van het Blok. Maar de Rijkswacht had niets gevonden, behalve een scherm. Het ging om een Apple waarin alles geïntegreerd was. Er was met andere woorden buiten dat scherm ook echt niets want de computer zat in dat ‘scherm’.

Hier was het dus: leve het gebrek aan beroepsernst. Ondertussen heeft de politie wel een afdeling computermisdaad en weet ze dus beter. En hopelijk heeft de minister nu inmiddels een draagbare computer die hij wijselijk overal met zich meesleurt en veilig kan opbergen als het weer stormt buiten.
De Minister van Agitatie geniet geen parlementaire of andere ambtelijke onschendbaarheid, bij gebrek aan portefeuille.

Anders verging het de Wijnants, ook wel de Wilfried. Als jonge man trok hij vaak op met lieden als Paul Goossens, de verkeerde vrienden waarvoor elke moeder waarschuwt, en nam hij al eens een blokpil om door de examens te geraken. Op doktersvoorschrift bovendien. Toen hij zich aanmeldde voor de proeven voor zijn legerdienst, werd hij opgesloten in het militair ziekenhuis. Hij bleef daar maanden vastzitten. Zonder duidelijke reden. Eenmaal buiten zocht hij werk en overal ving hij bot. Hij vond zelfs een werkgever die hem te alle prijs wou in zijn bedrijf. Tot die kandidaat-werkgever inlichtingen kreeg over het goed gedrag en zeden van Wilfried. Bleek dat hij bestempeld werd als staatsgevaarlijk en dat stempel in zijn attest van goed gedrag en zeden stond vermeld. De amateuristische oenen die hem dat gelapt hebben, hebben het op hun geweten dat Wilfried uiteindelijk als zelfstandige aan de slag is gegaan, dat hij om de haverklap werd gecontroleerd door politieagenten en douanebeambten, wat tot heel veel vertraging leidde. Terwijl dit allemaal overbodig was. Want nergens op gebaseerd. Terwijl de ware staatsgevaarlijke lieden nauwelijks dat stempel kregen of krijgen en ook niet werden of worden gezocht.

Het lag dan ook voor de hand dat Wilfried onderaards zou gaan en inderdaad belandde hij als jongste medewerker bij het letterkundig tijdschrift Labris, later bij de opvolger Tempus Fugit.  Zou hij zover geraakt zijn zonder dat stempel?

Zou hij zover geraakt zijn zonder dat stempel? Zou hij dan niet veeleer ‘braaf’ les hebben gegeven in het technisch kunstzinnig onderwijs dan werkzaam te zijn geweest in het uitzinnig kunstbedrijf?

kunstenaar-wilfried-wijnants-houdt-laatste-tentoonstelling_12_305x200

apple computer

zusters

Enige inspiratie bewoog zijn hand;
hij wenkte naar de Heilige Maagd:

‘gij en zij, gij zijt zusters, gij ,
daar heb ik nooit aan getwijfeld, ga
maar samen daar’, zei hij , ‘ik ken
geen plaats voor gij of gij onder
het volk van deze wereld.’

waterbruid sterrenbruid
ga hand in hand en stroom
zoals een rivier door de netten
stroomt of weeg het web van
de constellaties af als een
reusachtig rozet in de ellende
van de grote kathedraal.

 

Ge zijt  gedoemd gij
om wit in het wit te verdwalen
als goddelijke golfslag in de dagelijkse
feiten, in de witte kerk of zwart in het zwart
van de donkere stal,

om te leven als bedelaars in de schaduw
van de hekkens, om vreemden te zijn
in lompen en vuil, om de golven te klieven
op jacht naar aardse geneugtes
& een nest van infecties te zijn

gloeiend in de godheid van uw ogen

om te slapen op de grond op strobalen
onder de blinkende hand van de nacht,
in berkenspelonken en tranenvalleien
of in een huis vol bittere zuchten

Weet: ge zult ballingen zijn overal.
Een  bitter  noodlot wacht u op, altijd
zult gij moeten horen: “Uit de weg, gij,

uit de weg alstublieft.”‘

 

 

fragment uit
“De Dichter” van Velimir Chlebnikov (1919/1921)
botweg uit het Engels vertaald door dv 2008

 

Sluier

 

Een nonchalante pet zou je niet misstaan
of een hoed met sluier van wuivend riet waar
het licht zich door heen speelt
De helm die je draagt laat geen lucht door
grimas die je trekt voor even
Ik proef je leven
tast met iets wat op schroom lijkt je verlangen af
Weet dat ik je luister
overal waar we rivier worden
Dat ik, hoe pijnlijk ook, blijf geloven
hoe wreed, hoe zeer, hoe triest wij met zijn allen zijn
We nooit zullen begrijpen waarom
wetenschap een tijdelijk anker
geloof de nar die er zelf ook niets meer over wil horen
Wij Goden verzoeken en niet gehoord worden
onvolmaakt zijn zonder schroom
Omdat lieveling er geen hoop bestaat
geluk een monster waar niets te halen valt
gevoed door haat omdat onmacht zoveel erger voelt
Hier op dit stukje land
in ons huis, deze kamer,
op dit bed telt

Gedicht en zelfportret: Astrid

Ich liebe dich

 

Ze woonde aan de voet van de berg
lachte haar scheve tanden bloot zonder enige gêne
aller aller charmantste bergboerin
dijen molensteen een kont om je hoofd voor om te draaien
bijen zoemden genot, bevruchte weelde
ik wankelde vermoeid haar richting uit
het moet zo zijn knorde scharrelzwijn
kukelde haantje de voorste
ze stopte me in een verkwikkend bad haalde draken uit mijn haar
streelde borsten, kneep meeëters
ik wilde voor altijd blijven daar waar alle tijd uit teder bestond
toch moest ik afscheid nemen
ik sloeg haar op de pronte bilpartij zong ich liebe dich samen
met bij en aanwezig vee
toen ze tevreden slaapgeluidjes pruttelde
haar scheefste tand zichtbaar ontspannen in onderlip zonk
heb ik haar verlaten

Tekening en gedicht 
Astrid van Rijn

 

 

Tuin

Zal ik een tuin bouwen in jouw vorm?  Fuck Versailles, dit trekt gegarandeerd een veelvoud aan  toeristentristesse. Wereldvermaard wordt vast de met taai onkruid omringde waterput waarin zinken de radeloze zuchten omtrent het verdwijnen van het fijne in je gelaat, het oprukken van de splijtende kopzorgen, de nijd die woekert als geel bloeiende braam rond je hoofd.

Ik modelleer de put van je hoofd uit het geheugen, ik zie hem nog zo voor me: dat gapende gat waarin de kat viel die je teder placht te strelen en die daar jankend verzoop toen je mij de ogen toewierp. Wee die dag, toen ik mij in  het onvermijdelijke ontluiken van die klepperende diepten met hun ijswind naar nergens weerloos gespiegeld zag, mijn beeltenis herleid tot de frêle letter die ik altijd al in jouw boeken was.

Zie daar de tanige heesters van je stekelige armen, voel de doornen in de zwiepende rozenstruiken onder je oksels, waarin mijn laatste greintje trots in een kwinkelend kringetje opkrult en zich met een finaal opwippertje bij het herfstige bos van mijn falen schaart.

Rond het atrium waarin doorzichtige haagjes de eertijdse finesse van je legendarische schouderbladen oproepen, metsel ik een zestienzuilig peristilium, waarvan elke zuil een versteende metamorfose van mijn wezen gevangen houdt, een snapshot van de puist van mijn ego op de in het doolhof van de Onmin vertakkende lijdensweg die wij allen delen. Hoedt je immers, mijn liefste,  voor de illusie enkel tuin te moeten zijn in dit verhaal.

Daar sta ik zestien maal, met een stuk glanzend zwart marmer dwars door de bleke onderbuik telkens, een verzakking uitgevoerd in vlekkerig albast waarlangs fijntjes de suggestie van een etterig bloedstraaltje loopt. Meesterlijk.

Op het dak wachten de gieren. Straks, als de bezoekuren afgelopen zijn en het geloop als dwaas en oppervlakkig uit de rijkdom der bewegingen in het geheel van het rotten verdwijnt, straks krijgen zij hun dagelijkse galgenmaal: het ik-vlees dat jouw vertuinde geest ophoest uit de diepte van de darmen. Het floept uit de put die je kop is.

Ongehoord, ongezien lig ik in het late zonlicht gillend te lillen wijl de eerste gier zijn bek zet in een uitstulping aan het vormeloze spuwsel.
Daar heb je de tweede al, de derde, …

Perfecte Harmonie


Ze heeft een poef, ligbad, een salaris
man met schone sokken,
puberkind zonder drankprobleem
Schoonouders met hoekhuis,
zus en paardenstaart
Toch, er wringt wat de laatste tijd,
het is niet pluis, schurend in de hoeken
Niemand merkt wat op van woeker,
adders in het lijf,
haar mevrouwen glimlach werkt
Mooi meegenomen
Ze vouwt sinds kort theedoeken
nooit eerder, maar nu
Telt de blokjes elke droogdoek weer,
legt ze gespiegeld, strak op elkaar
Er is haar een licht ontstoken,
stapels doeken in perfecte harmonie
op de keukenplank maakt gelukkig

Gedicht en foto
Astrid

 

 

BOEHOE

bommerdebom de kopernagels oprakelende kaproenen
bereiden nog het knalpoeder in oude pokalen.
de reine blonde maagden met ijskoude breinaalden

verjagen de hitsige luipaarden en pok met de kispan
fok op de kop plokt de muze de baldadige dichters
van doem en de doldomme mode van doftig  gedoe.

ha mannen bedaren pas die zich ter vrouw beraden? ie.
tot regen plenst juni plassen de aftellende tafeleenden
weg in alg en kwijlvijvers de glansloze weken. lengte is.

tussen krammen ijzerdraden elastiekjes zakdoeken
snoeprollen kasticketjes suikerklontjes oortjes keelpastilles
– ’t is inderdaad maar een handtast – kraakt en vermorzelt

uw schamele zucht, breekt u haar heldere puurte daarmede
tot uw mistroostige taal van gebaren en steekvingers af.

 

 

Het Akkerlied

(een strijdlied van de Vrije Lyriek uit ‘Het Pad van de Wenende Nacht’, een Klebnikovprogramma, 2008-heden)

Gij zijt een akker gij, grond van lang vergeten tijden.
Uw kluit is traan en klei om ’t hedendaagse lijden.
Het onkruid schiet gewillig in uw verse keren op.
Wormen vreten wormen, aarde moet verteren.

En al de schoonheid bloeit uit diepe lijnen op
En heel het leven zingt uw brekenspijnen mee

De stad gebetonneerd vergammeld vol van holte
en toen kwam u met riek en zang en stank voorbij.
Het oude rot van schaamte zonk in ’t nieuwerwetse niet:
wat gij verzon verdoet men zonder scha en schande niet.

En al de wijsheid breekt uw gulle lachen open
En alle woede komt weer onomkeerbaar boven

Nu graait ’t gesjacher weer haar mollenpoten in ons om.
Dan wil de nijd haar pleeggewaad op ons verspreiden.
Nu poogt men u met krans te fatsoeneren tot een pop.
Dan wil de Hertog weer uw wilde krachten in zijn span.

En walg zal elk gebod naar de gebieder om doen keren
En verlangen bergt in ’t leven teder lust en leven op

 

 

 

dv 2018 – rizoom

 

NEXT REC LESAUTO

Hoe
we in
water rond

dollen op
het ware orgel

van eerst goed licht:

ik
heb niet
vis 
oefen
tijd voor ver

en toppositie

staand 
strand
gaan door
in groot bassin

Blij terug
met bijzondere

scholieren op herhaling hop

 

 

 

Met dank aan TEXELSE COURANT

gesjast

verloren in de plee
het lijf van lieverlee

het zingt niet, deugt niet,
houdt niet van wat past

het lijf van lieverlee
gezien, betast, gesjast

(tekst dv / schilderij ilse derden)

Andere koek


Terwijl ik Bach luister download ik een kasteel

In de boot in de gracht ligt het strijk kwartet in katzwijm
de avond had hun verrast, wisten zij veel
de dikke barones kon coma zuipen als de beste
Doorgaans waren geboekte feestjes
op de vrijdagavond saai en voorspelbaar
maar dit was andere koek
De man met de Dali snor had bij aanvang van het gebeuren
over zijn lul gestreken en geroepen
” het violen gejammer maakt mij geiler dan welk wijf met dikke tieten dan ook!”
Dat had de toon gezet

Tekening “All you can eat” en gedicht:  Astrid

Ego-zalf

Als je het niet meer weet
bij wie kan je je dan vertroosten
in een bunker van vertrouwen
gepokt en gemazeld
gepolijste kamers besloten

men beweert maar mijn geloof is tanende
waarom al dat geroep en gewauwel
hoort u mij
niets anders dan ego-zalf
ik observeer het hele theater
roep heel hard
boe  

spoor mijn fantasie aan en verdwijn in galop
mijn eigen ridder in nood
gezond verstand is niets anders dan wat we
bekend achten

hersenen een grabbelton van
willekeur en impuls
ik geloof dat ik er een nachtje over slaap
de regisseur verdwenen

ik droom onverwachte zaken en niets verbaast
vrije val in wat ongewis lijkt
hoe klein ben ik als ik mij plaats in het
groter geheel
ik heb een zonnig karakter
dat blijkt uit niets maar ik vertel het u
zo heb ik het bedacht

Gedicht en foto
Astrid

terloops

(pour a.c., l’ isle en elle)

in de druipende gewaden
rond een lijf vol angst beoogt de mond
het zwijgen, trekt het doek
inwaarts
naar een kom.

de trechter voor het drijfnat
bespoedigt de verstikking, lokt
de wanhoopstong likkebaardend

uit de kokhalzende keel:
draden raakt vergeefs de tip, weefsel
van de woeste warrel
om jou heen

onvervaard, gehuld in lila kraag,
gebrandmerkt met een bisschopssteen
betast mijn hand

de stille stand van streling
bevrijdt de tijd met een terloops
gebaar.

Biologische Golgate

 

Gestolde pleuris
in Fimoklei
touw haar van
twee klontjesstaart
droedellach
maanzaad tussen
mijn tanden
ik blauw een woord
met zeven s-en
kun jij abseilen terwijl

de vadsige leraar
heeft een pluisje
op zijn gulp
aandoenlijk
klamme oksel
treurige observaties

heb jij ooit gehuild
grijze pissenbeddensmurrie
biologische Colgate
ik floss mij er eentje
morgen ben ik af

geluk geeft status
verdriet met de pot mee
ik kan succes
de lama spuugt
belletjes

kom veeg zielshoopjes
was handjes in bladerdeeg
wees bekakt en onbevreesd

Astrid
Uit dichtbundel “Tuimelingen”.

 

Vierluik
Astrid 2017

HYMNE AVE MARIA STELLA

dada kaka pipi ump ump
dv2018 – “dada kaka pipi ump ump” – 18jaarsche tekening met evident upside-downieke influenza

wees geribde
zeester wijdbeens bankend
op een afgeplakte hemelstraat,
gij vuile opgedoefte
stortravijn

gij rochelt vla
vanachter uw glabella
gij zeikt uw zuur met stralen
gaten bijtend in de leegte
van ons zijn

qui pro nobis
nata hoeveel taka taka
kost wel niet uw schoon
beschubde pellevel, gij
angeliek verbrodde maagd?

gij spartelwijf, gij
plakteef, zieke zilverzeug
met stugge sprieten,
het godenvlees  gepekeld
in uw kwabberbuik:

merci dat gij voor mij
tot hier gekomen zijt.

ik is in friesland

(liedje voor i.k., à l’ anglais de bertje brandt)

ik is in friesland, ik is niet hier
ik is in friesland, speelt op de pier
speelt met papier en heeft er plezier
ik is in friesland, wij zijn plezier

weg hoge bergen, vrieskou en sneeuw
weg weidse dalen, weg groene weiden
weg forestiere, wild uit de wouden
weg het geklater ik komt wat later

ik is in friesland, ik is niet hier
ik is in friesland, speelt op de pier
speelt met papier en heeft er plezier
ik is in friesland, wij zijn plezier

weg is het vriesland, weg is het noorden
plaveien verdienste, weg van de waarde
waar ik ook gaat, wat ik ook rooft
ik heeft voor ieder wat liederik beloofd

dv@CKU 1-7-2018 @13:43 GMT+1

 

beeld: Irem Kaneli – http://www.kaneli-smit.nl/

 

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als beeld tekst Getagged

Ongedierte vergaat niet

Nog eentje uit de oude doos van Derrel, met  etsen van mij die ik ooit
begon met de gedachte: Van een Mug een Olifant maken.
Ze zijn echt groot, in het echt.