
>>>>> more vispo by jim jeftwich on http://jimleftwichtextimagepoem.blogspot.com/

>>>>> more vispo by jim jeftwich on http://jimleftwichtextimagepoem.blogspot.com/

>>>>> more vispo by jim jeftwich on http://jimleftwichtextimagepoem.blogspot.com/
Aan het einde van dit jaar
we leven 29 december 2015
in de tijd na de rechtszaken
zal ik geen gedichten meer schrijven
over verongelijkte agressie van hoentjes
of zwanen die in lauwwarm water onversaagd
heen en weer dweilen als uilenballen.
Niet over het gebrek aan humor van de reiger
die traag opvloog toen ik hem 2 jaar geleden
een sneeuwbal voor z’n arrogante kop gooide.
Of over luizenratten die immer aan je poten vreten
gelijk hardnekkig haatdragende collega’s
die aan het eind van ieder jaar
-kil en kul is hun advies en devies –
met hardliners als interpunctie
je de hemel in prijzen al dan niet dood.
Dat hen dat niet goed af gaat doet deugd.
Hoe dan ook, de master himself,
Herman Langgraf zei over dit alles
al in 2014 28 december om 11 uur ’s ochtends:
‘Onzin is onzin naar mijn mening, BV’
kwastafveegconjunctuur, piemelcultuur, avontuur
kwastafveegconjectuur, piemelcultuur
piemelcultuur, avontuur
AVONTUUR!
Gaan jullie mee?
Het jaar 2017 kunnen we wel afsluiten nu.
Het was een goed jaar en een slecht jaar.
Er gingen veel mensen dood by the way.
Who cares…
DAAR GAAN WE
O betweteren, O bedwateren
Where is all the fun?
Je betwattert er haast van in je adellijke kak!
Betwitter jezelf maar raak hoor kakmajoor!
Verkies het trollen over duistere hazenpaden gedrenkt in troebel ether,
op de Iremdepirem kanelikanoli knollenmanier,
die Deutsche Wasserbummen komen heus weer!
Doe die Iremdepirem kanelikanoli:
Ova Zephyria, wo bist du? Sind sie schon tot?
Und mijn Herre Trump-Pie,
Wie heeft de ‘US’ zo bruin gebakken?
Het is de wind in het internet m’n kind.
Het giert en klikklakt: ‘US’ – ‘US’!
Gaat die lekker daar met YOURSELF?
ES IST genau SLUSS MIT dem ‘US’!
Jaloerse Zephyrus laat me daar toch een vies windje m’n kindje!
De beerputten gaan ginds nu echt wagenwijd open, my Dear!
Terwijl wij onze Z-gedichten zoeken
Luisteren we naar Juggernaut.
Nu willen we zZz horen ook:
Irem de pirem met haar wasserbummen!
Want vroeger toen we nog punk waren,
aten we kaasfondue op het dak
en draaiden Satie achterstevoren om te horen,
of nihilisme een voor- of achterkant had.
Vandaag kunnen we best een taart bakken.
Want woorden die galmen of walmen is niet zo mijn ding.
Woorden zijn als blinkende messen, nobel als tafelzilver.
Dit jaar zal ik geen gedicht meer schrijven
over de verongelijkte agressie van hoentjes,
of zwanen die in het koude water
onversaagd langsdweilen als uilenballen, of
het gebrek aan humor van de reiger die traag opvloog
toen ik hem een sneeuwbal voor z’n arrogante kop gooide.
Over luizenratten die aan je poten vreten,
hardnekkig als haatdragende collega’s
die aan het einde van het jaar
– kil en kul –
met hardliners als interpunctie
je al dan niet dood de hemel in prijzen.
O verstikkend lijden
mijden strijden scheiden wekt mijn wee
beter nog verzonk ik in de zee
fijn aanminnig wijf
uw lijf beklijft verdrijft naar josafat
hart moed zin & rede even mat
ons scheidt de dood
nu uw gena niet baten wil
de nood is groot
mijn zuchten berg ik stil
uw mond zo rood
vergroot mijn lust & zwijgt & blijft zo kil
einde peinst & grijnst ik gruw & ril
~
Mijn hart schreit schril & klein
verdrijft verkwijnt verdwijnt tot mijn verdriet
uw min biedt niet dan pijn in mijn verschiet
gelijk te zijn aan de dolfijn
diens lust voert naar de diepste oceaan
ontvlucht de storm & zie hem vliedend gaan
van zonneglans
die hem verkwikt zijn geil gemoed
omklem die trans
met al uw vrouwlijk liefste goed
geef hem een kans
niet kerven sterven derven hertengloed
zo ver van u verga ik nu & bries & woed
~
Mijn hoofd is dwaas omkranst
met klagen vragen dragen uur na uur
duizend jaren brandt mijn liefdesvuur
mijn jammer een sintvitusdans
’s nachts smacht veracht mijn eigen kracht
verstrikt mijn hoop gans kansloos in haar macht
geen die mij troost
al is mijn lijden twijfloos groot
mijn hart verbloost
van zelfbeklag kleinzielig & ontbloot
och word ik ooit verlost
het treuren beuren sleuren dat zo knaagt
gekte grijpt & knijpt blijft onversaagd
~
Oswald von Wolkenstein, Ach senliches leiden, 1432
tweede proeve van vertaling

https://www.youtube.com/watch?v=zVBUNLEOKkk
het lied klinkt vanaf 6:33
op onbekende afstand ritselt een faun – wij mensen wachten
een enkeling ontdekt deze nacht sepia in zijn brein en verhangt zich
de hoorn schalt, de koffiemolen ratelt
de bosgod zwelgt in het zicht van de verderfelijken
verderf slaat de zwarte toetsen aan – wij wachten
wij mensen waken in de wetenschap van de eeuwige nacht
waken en liggen aan elkaars slapen, wij waken en slapen
wij mensen waken en slapen in de midwinter-
nacht
wacht! gij die de nacht heeft gezwart gij
zult tussen ons slapen, en tussen ons en tussen ons gij
zult tussen ons slapen.
Inspectie van het hart
Inspectie van het hart na een avondwandeling:
Niet vergeten, goed onthouden!
Het pompt uit zichzelf ook met wat tegenzin
Op reis naar het vergeefse dat niet wil
En ook het grote van vreugde en verdriet
Van de vreemdeling die ik ben.
Bestrijd zaken zoals vrees en zweterige gedachten.
Alles is een zwanenzang, onthoud dat goed!
Gooi vol dat lijf en drink tot je niet meer drinken kan.
Een pandemonium is een draaiorgel in een veeg lijf
Vol reine verzen tolt de pijn die zingt voor even
Een smadelijk lied, want als het even kan
Als het dan toch voor zolang het duurt even kan
Doe dan zoals een vogel die alsmaar stijgt
Steeds hoger om niet te vallen uit die ijle lucht
Steeds hoger, alsmaar hoger, steeds hoger.
Nocturne
Gott meint es gut mit jedermann,
Auch in den allergrössten Nöten.
Verbirget er gleich sein Liebe,
So denkt sein Herz doch heimlich dran.
Cantate BWV 188
sluierwege slaapt
haar blikken sneeuw
tikt het ik in binnenik
oogst of oogt noch oorlog
heur stiekeme geeuw
hoe weet de oehoe
hier de leeuwen
van mijn misverstand
ik ben er wel maar niet
van alle eeuwen
eens per hartslag
zal ik waken
dertien omloops lang
uw ziel en heil
zal ik drama slaken
van de verre lila kim
steek ik over naakt
hopend op uw telescoop
zoek hand in hand
de ster die immer waakt
neem mij dus louter ’s nachts
ik ben in lood gehuld
indigo licht ik op
wanneer uw vingerspreeuw
mijn liefste zucht vervult
♥
ill. Wiebe Bloemena, 1963, 2009
opinie geuit in de sociale media over de subsidiecriteria gehanteerd door het VFL inzake auteurslezingen:
“voor mij heeft het minder met de centen te maken dan met het principe: men subsidieert op basis van achterhaalde criteria en miskent daardoor niet alleen auteurs die minder mainstream werken zoals visuele dichters, maar men miskent ook gans de realiteit van het schrijven en belemmert daardoor eerder een gezonde doorgroei van de letteren in een gans andere, totaal omwentelde schrijfomgeving. Uit angst voor de instorting van een oude orde die al decennia niet meer bestaat, belet men de ontwikkeling van de nieuwe mogelijkheden. Als je zoiets doet met middelen van de belastingbetaler dan ben je of je dat nu beseft of niet, want dat voordeel van de twijfel gun ik hen van harte, bezig met volksbedrog in functie van geheel contingente financiële belangen en niet met het bevorderen van de Letteren.”
Reglement
voor ’t Scheepsvolk
ieder man een volk dat scheepgaat
laat zich voeden met ’nen zilten droom
weggaan & weerom weer weg no home
de buik niet scheurt & lopen laat
waar vrouwlief wacht & wacht
wacht tot de weerkomstnacht
in deze vademen verdrinkt geen vlag
geen vlinderslag zinkt zingend dingesdag
de haai gemist de boot verkist
het heerlijk sissend zeemansgraf
– voor wie aan armoe sterft
is dood te groot te sakkerlood
Zondags.
½ mutsje Genever aan ieder man
het tere licht gutst in de vingerhoed
koopt koper voor de mannenmoed
de muts de smokkelwaar
gemaakt van droom & adelaar
wie arend is & aarde omnivoor
kom om & om ivoor voor wederhoor
godlof om ’t schom’lend vocht
dat stilaan brandend alle zwansen
in den nijv’re blik doet dansen
om wat de zee vermocht – verzocht
Maandag.
Peper, Mostert, Boter, tot sous maaken
zo eenvouds stille ingrediënten
smaakt ruwe bolster zoet & goed
stokvis & emmers erwten venten
die topkok tovert uit zijn hoed
maar niet aleer de jaagster met het koele hart
zich groot maakt in ’t alom bespikkeld zwart
die ieder man graag vreezen doet
voor heur helse honden & de knoet
Dingsdag.
2 emmers Witte Boonen voor ieder 100 man
hier met die emmer! begot
wij zijn met vijftig & niet zot
de maankleur is ons lief
het is een dag voor domme dingen
om schootsruim uit te zingen
veel vrouwenvingers alsjeblief
het wit van bonen opgesmukt
voorzegt het muizig mutsjelief
’t is u gelukt & afgerukt
dat aanstonds spreken zal
& heerlyck opgeleukt mijn waterdief
mijn logboek siert & steekt van wal
Woensdag.
40 Pruimen of 20 Corenten ieder 100 man
bij elk paar pruimen wordt gesteld
dat één corent wordt neergeteld
op zee zal elke golf zich schamen
voor eigen schuim en amen
dit komt doordat de spoeling
eens zo dun is als verhoopt
& elke zuivere zilthapmossel
slechts waan is & gedroomd
’t is deez’ corente duivelsdag
dat alles zich verliefd verknoopt
& elke vale meisjesmossel
zich verpopt: als pruim zich toont
Donderdag.
Vleesch ieder man
om alle ongelukken van ’t koper voor te komen
centurion kom aan kom kees
vetmest de aarde in ons lijf
verwaan verwen verwees
totdat we hijgen bij het wijf
als venus bloeden moet & doet
& van de honderd nog slechts tachtig resten
wij slobb’ren strijd & bloed & goed
& naderen het wuivend westen
Vrijdag.
½ Spek voor ieder man
de bek staat open is gebroken
maar ’t zwyn zal ons doen koken
haar veile vet is onze kracht
haar lillend vlees zo rijk zo zacht
’t schuim schudt schalks haar lend’nen
& reken reken reken maar
dat we de steven zullen wenden
bij ’t glimmen van heur hoerenhaar
Saturdag.
tot Grobbezak, met Wyn, Zuiker, Tamarinde, na ’t behooren
½ mutsje Genever voor ieder man,
en het over gebleeven eten
& vrouwlief wacht
al tot de weerkomstnacht
wat over is dat is gebleven
rest slechts ’t zingend beven
van al wat zoet en zoutig is
langs venus’ vrome dreven
& goed & goud de nis
waarin ik kom tot leven
het mutsje spelt mij uit
wat wacht als haar & huid
ik doop mijn ruwe snuit
in ’t zachtzilte van de bruid
♣
I Corente 13:3
ill. Anon. VOC-schip De Noord Nieuwland, 1762
Xenakis en Ikea in één zin is leuk qua klank hè
Waar zijn de schoonheden gebleven?
Is de revolutie al begonnen,
vroeg een Russisch-ogend meisje mij
out of the blue toen ze uit de Mac Donalds kwam en
met een zak friet tegen mij aanbotste op de Coolsingel?
Het wordt winter.
De wind waait dwars door het huis.
Speelt met de scharnieren van de deuren.
Die knarsen en piepen vertraagd een vertrouwd lied:
De Gewone Es is dit jaar 103 geworden.
Ze torent inmiddels hoog boven het huis.
Tikt in de wind met de vingertoppen van haar takken
tegen mijn hoogste raam.
Eerst de wind dan de deuren dan de boom dan het raam.
De kachel loeit, het dak kraakt en te saam zingen we allen luid:
Gister brak mijn koffiepot en
vannacht moest ik eruit
omdat het binnen regende
maar kreeg vanmorgen
de uitgewaaide geiser weer aan
Eerst de wind dan de deuren dan de boom
dan het raam dan de koffiepot dan de geiser
De kachel loeit, het dak kraakt en te saam zingen we uit luid:
In een veeleisende omgeving
genereert een patiënt gewoonlijk
een terabyte aan gegevens
in ons gesprek
komt de informatie vanzelf
krijgt u altijd een eerlijk
en positief antwoord
de psychologische voor- en nadelen
van uw relatie tot de ander
belicht ik in detail
in een negen weken durende studie
die de koers van
uw leven zal veranderen
we kunnen als u dat wenst
ook een voorspellende legging
voor u doen


je brein wordt sterker wanneer je hem aandacht geeft
Omdat het zulk mooi weer was gister
en omdat ik eergister op de radio hoorde dat mensen
– ik reken mijzelf tot de mensen –
te weinig met natuur en de overgang van
jaargetijden doen en zodoende losraken van
hun zoogdierzijn, ging ik uit fietsen op mijn Miyata.
Hoewel ik veel ernstige schilderblessures heb
– mijn rechterknie protesteert al maanden –
– als linkshandige schilder kniel je op je rechterbeen –
– de rug is sowieso al sinds mensenheugenis kapot –
Zat ik met de kracht van enkel mijn linkerbeen
al snel in de straalstroom die me in 1 kwartier
op 10.000 meter hoogte bracht
en mij naar New York voerde.
Dag dag, New York!
Ik zwaaide nog.
Daarna fietste ik weer naar huis.
De geluiden van de tijd, de geuren en kleuren
die je allemaal ruikt, hoort en ziet op zo’n uitje,
nou, die radiodame had helemaal gelijk!
Eenmaal thuis was ik moe.
Ik moest eerst diep slapen
om daarna dingen te doen
die een schilder nooit eerder durfde.
Schikt het u?
– de Moiren spreken –
Clotho:
Ik weet, u heeft nergens om gevraagd
maar aanvaard deez’ zilveren draad –
Uw heil en ongeluk hangen ervan af
u ziet mij niet, maar ’k weef uw straf.
Lachesis:
Dat denkt zij maar, daar aan ’t getouw
ík ben uw engel, blijf u eeuwig trouw –
Uw kameraad ben ik, bij elke dapp’re stap
nee lach maar niet, ’k ben verre van een grap.
Atropos:
Ik ken die grootspraak: cynisch, valse hoop
eeuwig? waanzin. ik ben uw laatste knoop –
Uw grootst geschenk ben ik, uw snelle mes
u bent geweven, ik haal het uit – dé levensles.
~
ill. titelpagina Lucas Cranach der Ältere, Das Parisurteil (detail) 1530
ill. hieronder Salvador Dalí, El Mundo, 1984

Salvador Dalí, El Mundo, 1984
Enkele bedenkingen, duaal, desnoods
I
kunt u zo gereformeerd mogelijk door die klei lopen?
langzaam vaar ik op haar toe, ik kus de zeep bezopen.
haar tong elektrocuteert beide dijen mijn, ik hoor haar hijgen.
mensen die lelijke muziek maken moeten de doodstraf krijgen.
met zo’n vervaarlijk vrouw mag je je gelukkig prijzen.
tenzij je doodgaat natuurlijk, zonder af te grijzen.
schik een beetje op, meneer, laat me mijn droom begaan.
je beeft, want als de sterfte leeft, heb je er niets meer aan.
doorroeien, matroos, hier is het zeil, uw geil is veil.
gereformeerd? moi? & klei? waarin huist uw ijlend dweil?
een oeverloze levensvraag. als isis zoekend langs de nijl.
zo ben ik dan ook weer wel, gij onbesuisde blaag.
nu in de aanbieding: de exclusieve bottenzaag.
ei, ei & ei, de queeste is onbarmhartig vaag.
II
hier is mijn touw, uw zweep, o lieve leep.
’t is gauw gedaan, met tape & sunlight zeep.
gereformeerd of niet, immer een reet in ’t verschiet.
lik mijn hooggesloten schoen, toon fatsoen of niet.
uw sluier maakt u geil, & tot mijn plezier, bezit.
ocherreme, schriel balkenbrij, laat zien uw slappe lid!
en als ik uw fier fameus flamoes eens likken zou?
geen corset zo nauw, of ’k sla uw billen blauw.
u maakt mij bang, is al wat ik vandaag verlang.
daar verderop, uw borsten groot & bloot.
waag ’t niet, gij worm, of proef mijn balzaagzang.
ik handel naar wat ik zie, u bent zo goed als dood.
waterpomp & tang, verboden zuignap, slecht behang.
koop ons waspoeder, slik ossengal, bederf als schroot.
III
uw ogen zijn als dadels, gevoed met droesemgif.
zeg nog eens zo ah, uw lippen zo vaneen, zo grif.
lui als de leliën des velds, uw halfslachtig opperdoes.
eens als de bazuinen klinken, sla ik u tot vogelmoes.
er was een paap, een pruimensnoeier, een waar priaap.
het kerstnummer staat ruk overeind in vleesloos gaap.
och dat gij mijn broertje waart, ik sloeg u lam & lens.
nee, dan het steig’rend paard, dat zet mij in de hens.
o mens, beween mijn zonden groot, & zing voor mij.
melk, goed voor elk, liegt van liefde, dwaze sjankerzot.
bijt, sla, trap, vernietig mij & snik me bach zo blij.
dan sterf langszij & verzucht nog eens er is geen god.
allerhande troetel mij, meng pijn & smaal daarbij.
ik ril en zie niets meer – is genot triomf, triomf genot?
~

Frederick Carl Frieseke, Nude in Dappled Sunlight, 1915
De pitch van Nimrod
Deze gebruiksvriendelijke boekenkast
Met slechts één plank – mèt FSC keurmerk
vormt een Ikealoze wand van liefde voor het boek.
Wildvreemde boeken leggen wij netjes in steenverband
om met elkaar te vrijen opdat het woordsap tot u komt.
U wilt een boekenkast als een orgie, een citadel van taal?
Een die tot in de hemel reikt en in tongen spreekt?
Wij leveren het totaalpakket van uw leven.
De kast der kasten is één grote Babylonische spraakverwarring!
De Nimrod is als een Zauberberg van het lezen,
geheel op de hoogte van al uw genoten denken.
Een woordkraantje bestelt u voor 299 euro.
Zinnenkranen kosten 599 euro.
Wij bieden u speciaal eenmalig ons luxe totaalpakket
met alle kranen inclusief gratis installatie door onze vakman.
Voor slechts 999 euro heeft u morgen onze Nimrod al in huis!
De leefclub
I
Want ja, wij willen maar wat graag zijn
de machtige magiër, die met zijn megalomane manieren
de meervoudige merites van dit ondermaanse manipuleert,
of de wijze, want wijs lijkt zij, vrouw die in de speciaal
voor haar opgerichte tent de haar toegewezen bezwarende
boekrol beduimelt die zo te zien haar erfgoed is – de enige hier
die terecht een sluier draagt, van huis uit.
En neem de van godweetwat bezwangerde Venus, die uit het water
oprijst, of erop troont, als was het haar terrein: de kracht die
in haar arrogantie huist beweert bergen tot bewegen te bewegen,
mannen tot minnen te manen.
Ook haar eega verschuilt zich niet – stoer en stompzinnig zit hij
neergezegen, heeft zich verkleefd met de stabiele zerk
van zijn materieel vermogen. Natuurlijk ziet hij de dood niet,
die hem vanavond halen gaat in Ispahaan.
En dan is er de geleerde, de goeroe die zijn bijoogmerk verbergt
achter zijn baard of zijn betweterig tonsuur – hij heeft, beweert hij,
onmisbare info, van hogerhand. Dus huiver en luister – er zit
niets anders op.
Voor wie niet kiezen kan, hebben we hier de dwingende tweesprong
van Amor geïnstalleerd, zo u wilt met pijlenregen. Daar
komen lastige kinderen van.
En het allerstoerst is natuurlijk onze huis-tuin-en-keuken-Hell’s-Angel,
zwaar gemotoriseerd en bedreven in het snode plan. Knipoog
naar Apollo. Niet dat hij ver komt – te veel spaken steken er
uit zijn dwarse, steenzware, zo niet leilompe wielen. Hij
roept maar wat, de modebewuste new-age-yup.
Waar blijft Salomo, vragen we ons af. Iemand moet hier toch wijzen
op het moederschap? Ah, hij heeft zich vermomd als een zij. En om haar
overijverig steven te staven, toon zij ons haar mooiste keukengerei.
Wég van hier. Op naar andere, dieper gelegen regionen! Geheel
abusievelijk heeft onze blinde vriend zijn potsierlijke zandloper
verruild voor een wat onstandvastige en sowieso hier en voor hem
onnutte kaarsvlam – die telkens uitwaait – want tochten dat het hier kan!
Enfin, op deze noordelijke bergrug – onvindbaar op de kaart – heeft
Moedertjelief haar toestel geïnstalleerd – een wankel en onmooglijk
staketsel dat volgens haar, en haar drie onafscheidelijke speeltjes, ge-
groepeerd rond de wat uit het lood staande spil, een geolied perpetuum
mobile moet voorstellen. Stel je voor!
En bij deze club, dit stelletje ongeregeld willen we horen! Het
inschrijfgeld, zo vernam ik uit bedenkelijke bron, komt geheel
ten goede aan de eerste de beste flapdrol die het geheel,
de zin, de toedracht weet te doorgronden.
Mooi meegenomen.
II
Hoe anders ligt ’t bij de rest! Die motorpipo van zonet heeft z’n wrakhout
verpatst, en gaat nu gewapend met honkbalknuppel de arena in. Daar
zal hij de toegestroomde goegemeente verbijsteren met zijn dressuur-
en slagerskunst. Hic sunt leones.
Het loopt niet goed af – dit wordt een lynchpartij van het zuiverste
water – vreemde vruchten dragen de bomen hier!
Maar we zien hoe ’t komt: die ene lange met z’n zeis is debet aan de
nu glashelder aan het licht gekomen alomtegenwoordige en niemand
ontziende maatregel. Deze douanepost kom je niet levend en schoppend
voorbij. Even goede vrienden.
En zo zit het dus met de meeste anderen, of ze nu wat onnozel
staan te emmeren met hun vleugels van was en een blik van
kijk mij nou de feestartikelenwinkelier uithangen, of dat ze
de algehele wanhoop nabij uit de rokende architectuur van de
megalomane skyline springen, vliegen, zich laten vallen, dwarrelen,
iets is er, iets zijn ze vergeten – de bokkepotige jandoedel die
ze grinnikend zijn welgemeende mores leert. En waar
kennen we die vrucht van, daar in zijn obsceen glimmende
schoot?
Maar er is licht.
Onze bakvis heeft hiervan iets opgestoken – en dat is ha niet
heur haar – als een volleerde volbloed centerfold
poseert jarig jetje bij het staande water. De goegemeente bloost,
daar zij haar water loost. En dat is de schuld
van die ster! (Die krijgt nu eenmaal altijd de schuld.)
Nu ook de andere hemellichamen er zich mee lijken te gaan
bemoeien, schiet de fabuleuze kakofonie van de fauna door de ether.
Links het wild, rechts het gedomesticeerde stemgeluid van wie beter
ruiken, jagen kan dan zien. De grijnslach van de echo heeft dorst.
En bloedrood is het hier.
De muur, speciaal opgericht voor het onnozele danspaar dat
ongenodigd voor de nodige stemmingmakerij moet zorgen, is er
om omheen te gaan, om de zon te ondergaan en te zien ondergaan,
dat is buiten kijf. Daarbij zingen de doden dan zwijgend hun volkslied,
De grap van God.
Nee, echt grappig is het in het ondermaanse pas als de flierefluiter,
de paljas, de pruimensnoeier, de bacchant, de lelie van het vrije veld,
de natuurwetten tart en een staaltje levensgevaarlijk bungeejumpen
in petto heeft voor wie hem een cent geeft. Aan de rand van de af-
grond, daar is het goed toeven.
Hoe anders in het starre wereldbeeld van het kompas, de radar die
de raderen in het oog houdt, stuurwiel van het heelal
– is dat hetzelfde als het universum? – misschien zelfs wel het Al.
Waar typjes als Kali, Maya, Sofie, of hoe haar wellustig ouderpaar
’t gedrocht ook genaamd heeft, Inanna, Lilith, met haar slangen speelt.
Eurynome. Hier staan zelfs de wielen stil,
ook al zijn ze met z’n vieren. Want er is niks te vieren.
De wacht is op de vroedvrouw van het woord.
En dat er iets te vallen valt.
ill. Salvador Dalí, Templanza, 1984
Twee meeuwen
Boven de Maas op de noordkop van de Maastunnel
vliegen twee jonge meeuwen in de storm.
De wolken zijn leeggezogen, de lucht kristalhelder.
Blauw en stervenskoud tinkelt mijn oor.
De hardheid van het stuitende zonlicht kaatst op het water.
Het voortjakkerend winterblauw doet me tranen,
terwijl ik de twee meeuwen probeer te volgen.
Ademloos volg ik hun luchtballet in de oostenwind.
Versnellend in de maalstroom boven de rivier,
om te keren waar de stad eindigt en het water verbreedt.
Zij spelen een spel met de wind mijn kind.
Hoge vliegkunst in een alsmaar aanwakkerende storm.
Keer op keer pakken ze tegelijk de wind en sjezen
in volle vaart terug om weer tegen de wind op te gaan.
Ze krijsen als kinderen blij die van hun glijbaan roetsjen.
Het zijn broers denk ik, of broer en zus misschien.
Zijn er ook slecht vliegende meeuwen, vraag ik mijn vrouw?
De één is beter dan de ander, zegt ze
maar meeuwen vliegen allemaal heel goed.
En als
de verschrikking God verlaat en hij zich alleengelaten
in de handen wrijft, zijn zelfverklaarde eenzaamheid
overziet als een afgebrand bos waar gisteren nog de
vossen slag voerden met de eieren van godweetwelke
amfibie, leggen overal op aarde vrouwen hun sluiers af
en mengen zich onder de beverige mannen van het
publiek terrein, terwijl de loper uitgelegd wordt voor
hun onthulde schoonheid, die zo oud is dat zelfs God
het zich niet heugen kan. Ze zijn vormvast en ontfermen
zich over de paar vossen die nog over zijn. Pas dan
zullen zij zich met hun mannen bemoeien. En ontstaat er
een heel ander weertype.
Pas dan.
Of wanneer
de piepende rollator van de gepensioneerde beul
vastloopt in het ijverige zand en de goede man zijn
laatste kaarten uitspeelt en inlevert, weet de moedwillig
blinde grootmoeder van het recht het licht op waarde
te schatten en stapt samen met het verwende zoontje
van haar bastaard van de schaars begroeide rotsen. In
haar verdorde hand wordt evenwel een brief aangetroffen
die boekdelen spreekt over haar merkwaardige voorliefde
voor maanlicht
en alles
wat staat of valt.
Maar wie
zich hult in ja en nee bedoelt zal de hand aan zichzelf slaan
bij wijze van straf en in hoger beroep veroordeeld worden
het heelal te overleven. Geeft niets, heeft niets. Als maar tijdens
het luchten de stilte stem geeft aan de donkere maar rijk
belauwerde spiegel van de liefde die tot aan het einde wordt
verstrekt. Het is zonneklaar: ze heeft alles in huis. En
de wind
werpt het laatste woord.
ill. Egon Schiele, Herbst Baum gerührt Luft, 1912
Abusievelijk Abc
Alle geile zalmen zwemmen naar zee
dansende darren opwaarts de stroom
sip als een boemerang niemand zegt nee
de wetsteen is wet waar zonder schroom
boekdelen lallen van bronst onverlet
in de alom tierende vroomzieke droom
Braak liggen de gronden voor wie kust
van de dageraad de aars met z’n baard
ah zie de moede koe hoe zij troostrijk rust
haar kop op de kont van haar zus
& langs alle waarden naar hun aard
het schaap haar eigen schaduw baart
Chef-kok baldr aanhoort zijn gerecht
alles van aarde liegt & ijlt het is
wat men dregt & wat u zegt net echt
vrijmoedig u leest hier op de plee
de aan hitler toegeschreven goudvis
eerlijk erfgoed – t zit m niet mee
*
Zo speelt in haar zelfvoldane spelonk
de nijvere arbitrix
met haar goddelijke vonk
Denkend aan Holland
zie ik brede wegen
traag door oneindig
laagland gaan.
Rijen mensen alleen in blik
stil in files staan.
Politici die ijlings populieren ten tonele voeren,
fier pluimen op eigen hoed zetten,
om aan de einder amechtig nog eenmaal
tegen elkaar op te gaan.
En in die met asfalt dooraderde ruimte verzonken
liggen megastallen verspreid door het land,
rond verlaten dorpen met vermolmde kerken,
met raaigras doods tot aan de horizon,
met steden vol wolkenkrabbers,
alles in groots verband.
De lucht hangt er laag
de zon wordt er langzaam
in veelkleurige grijze
roetdampen gesmoord,
en in alle gewesten
– van gewest tot gewest –
wordt de stem van het volk
met zijn eeuwige rampspoed
gevreesd en gehoord.
LIMBO™, een ingrijpend audiovisueel en olfactief meditatieprogramma van DanTechⓇ – met gratis oefening!
je ziet (vanuit een standpunt dat langzaam voortbeweegt, alsof je wandelt door een kunstgalerij):
je hoort:
je ruikt:
Wat doet een schilder op een regenachtige zondag terwijl Berio op repeat door het huis schalt: in een half uur met groot plezier en zekerheid 7 schilderijen vermoorden. Zonder moord geen leven, zonder fouten niets nieuws; met dikke verf ongericht contrastwerking ophogen, bezadigde frivoliteiten uitbenen op zoek naar bot, geen vorm of kleur mag zichzelf blijven, ze moeten veroverd worden. We moeten hard zijn voor de vormen en kleuren.
Zelfs naamgeving van de dingen ondermijnt de essentie van het bestaan volgens Wessel te Gussinklo – ik hoorde hem vanmorgen op de tv naar aanleiding van zijn boek ‘zeer helder licht’ Ik las ooit een ‘verschrikkelijk’ boek van hem, maar deze moet ik weer lezen. Wat een man!
Die kleuren en vormen willen van alles zijn maar ik sta ze dat niet toe. Ik haal ze links en rechts in op zoek naar het daar en hier dat zich in het niets ophoudt. Alle betekenissen moeten bevraagd en uitgehold worden; zachtheid moet hardheid, warm moet koud. Genadeloos licht zoek ik, ijslicht in de ene en denklicht in de ander of andersom. We zijn op godsdag goed bezig maar onverbiddelijk, ja! Ik heb enkel middeleeuwse schilderijen in mijn hoofd met wat moderne spoken: Berio is hun spreekmeester vandaag: hij draagt mij op: ‘geen halfwassen esthetisch gekukel, ezel, zoek de finesse aan de randen van je domme weten; daarvan heb ik een voorraadje voor je klaarliggen. ‘Zoek het in de overdaad van niet weten.’
Ergo
En de maan van was wast of geen duister was
haar aanschijn wars beplast alras het luisterglas
kil verstilt het witte wif & alle dimster sterft en masse
zi dommelt schrilings in heur sas op ’t sterrenras
Rechtstandig vlaagt & vraagt & vaagt de hemelzoon
de heuvels om de doem van dal & al verschoond van schroom
sterker dan de zon, de zee, het brullen van de modderstroom
regen wast de wond’re wijze wei-de we-rèld rein & schoon
Ga dan, wees & rijs, reiziger in lingerie zo zij & zacht
zoek de verschillen, het kruipbehang, de korenwan
eens in de optelsom van haat & smaad raak ik uw vacht
O dank, ik denk, vandaar mijn lief ik ben & ban
de lustloos bange pen die dag pent waar de nacht
herwint haar roep & licht & overmacht o daar niet van

Buiten bereidt men een storm voor
en ook binnen is het stil.
Het apparaat is klaar voor gebruik,
u kunt de meting starten.
Van de weeromstuit de dichter
ligt er sprakeloos bij met halfglazen blik.
De pax poetica heeft hem te pakken.
Hij mompelt zelfs niet meer.
(Dit gedicht is in Amsterdam afgedaan als mechanisch; terwijl het eigenlijk nogal procesmatig is. Tja, in Amsterdam zijn ze niet altijjd mee met de stroming buitengaats)
daar staat wat wens en waar
is menselijk beschreven
Lucebert, Ballade van de goede gang
Pro-cd
wij veranderden schaterlach in klaterlach
spraken van het dagerood & liefdesbloot
dat van jezus was rotfruit dampend schroot
te zwaard te wreed wat de god ervoor gaf
wij lachten om jezus & jezus lachte om ons
narren waren we lammeren des doods
al het bête blaten onnoemelijk groots
d’almachtige gaf ons omstandig de bons
haha maak mij de pis niet lauw
keer de buik met lachgas & gezag
hoho galmt de dweil langs steigerbouw
jeukt het je boven de ogen, als dat mag?
hihi hikt de knikkerroffel van de specht
een warrig godsoordeel maar dan net echt
met dank aan Engred Kremer voor de pis & de jeuk
en Maaike Molhuysen voor de knikkerroffel (op marmer)
ill. Clovis Trouille, L’irrévérence
Hebt gij ooit in uw leven de morgen ontboden,
de dageraad zijn plaats aangewezen?
Job 38:12
Mama take this badge from me
I can’t use it anymore
It’s getting dark, too dark to see
Feels like I’m knockin’ on heaven’s door
Bob Dylan
Het antropocentrisme, nieuw of niet, is een perspectief van zelfoverschatting, hoogmoed,
zo je wilt – precies het tegenovergestelde, het besef dat we als mens een rol spelen binnen
het decor van onnoemelijk veel grotere en complexere krachten, en zelf een natuurverschijnsel
zijn onder de natuurverschijnselen, inclusief onze menselijke cultuur en voortbrengselen,
zou een zinnige bijdrage kunnen zijn aan de waargenomen veranderingen, waarvan we
onmogelijk het hele spectrum kunnen overzien. De mens is net zo goed speelbal als speler
binnen het chtonisch decorum, en zowel verantwoordelijk voor als slachtoffer van de
instandhouding van de dampkring – daarin verschilt hij bijvoorbeeld niet van het insect
of de bacterie.
De zelfoverschatting zorgt voor stagnatie en niet voor ontwikkeling.1)
Het is natuurlijk mooi dat de mens zich zorgen maakt over zijn leefmilieu, gezien door
menselijke bril, en tracht ontwikkelingen te beheersen of zelfs tegen te gaan, maar hij is
vooralsnog nauwelijks in staat te denken of handelen buiten zijn culturele actieradius
of drang tot zelfbehoud. ‘Ons’ grootste probleem is de overbevolking van de soort, en de
desastreuze monocultuur. De aarde en de dampkring overleven dat wel, ze hebben voor
hetere vuren gestaan. Het is allemaal een kwestie van perspectief (en, helaas, ook van
politiek en onderlinge strijd).
1) Friedrich Nietzsche, Die fröhliche Wissenschaft, 1882
ill. William Blake, Jerusalem (detail)
Hooglied 6:13
Keer om, keer om, keer om
mijn lief op uwen schapenvacht
zo maakt u onze nachten zacht
& deze levensliefde louter pracht
Keer om, keer om, keer om
verwentel uw ontroerend lijf
dat smeekt & smeekt, ach blijf
– verlief me, maak me stijf
Ach mag de maan – zij lacht –
omarmen uw zoet zielsverblijf
laat me genieten van uw nacht
tot ik bezwijm bij het geschrijf,
zo rijm op uwen wond’re smacht
& almaar wat ik ben bij u bedrijf
~
ill. Emil Nolde
titel Hooglied 1:5
In het kader van nostalvember, een pleebeïsch initiatief dat ik op mijn persoonlijke site heb uitgevonden, vraag ik graag uw aandacht voor de volgende gedateerde verzen:
dementie (voor Neeltje M Min)
stort het in in me
dan wil ik dat graag weten
en erbij zijn als het kan
mijn eigen naam wil ik blijven heten
ookal weet ik er zelf niets meer van
uitvindingen die deze eeuw nog worden vervangen door betere:
de keramieken poepstoel
de orale schuimpasta
de koolstofmotor
de blikken donderkar
de papieren waardevelletjes
de papieren hygiënevelletjes
de zoemende luchtbevriezers
de zalvende hypocrieten
de diersnijdersfabrieken
de platte breinverdoezelaars
de stad ontevreden I
Aan de rand zie je kreupelen en melaatsen
die daar vergroeid zijn met de stenen
ze grijpen naar alles, pas op voor je benen
hun kermen hoor je tegen de gevels weerkaatsenGifgroen fruit staat in nette rijen opgesteld
telefoons, broeken, parfum, pruiken
die dingen liggen daar om te gebruiken
ze worden verkocht voor wat doet leven: geldStraks keren de mensen weer terug in hun holen
daar gaan ze gezellig al hun rijkdommen delen
met hun levende geliefden, of hun dode idolenMaar hier, in het helle openbaar verscholen
heerst de wet van jij kan mij niet schelen
de stad is een vergissing van symbolen
Hello? hello? Is it me you’re looking for?
Ogen zijn nu eenmaal zwakzinnige dieren
en oren dromen van boten in de wilde vaart
monden praten over rivieren in moderne deltataal
hersens kissebissen over historische gletsjers
lichamen spoelen gelijktijdig aan in ons avondland
Alle oorschelpen zijn nu zwart
het helgeel is op en van zinkwit is nog een beetje
dit is een bericht uit de praktijk van de schilder
dit is een vluchtgedicht dat kenbaar maakt
wat hier aan de hand is en nee, geen plaatjes meer
Ogen verblinden zichzelf vanzelfsprekend
dat hoeft geen patjepeeër of oelewapper uit te leggen
ruk op met die vreselijke schijn
excuus, ik draaf door en zal het netter zeggen:
Ogen schuilen achter eigen spierballen
dat is altijd zo geweest en nu niet anders
want harsens zijn een vertier van domheid
kiezen roesten in een tandeloze tijd zwart amalgaam
Haar wakkert in oude wind ooit verwaaid uit Vlaardingen
tanden shinen blinkie blinkie het gebeente van de wereld toe
het harnas van de organen staat wijd open en
omdat het kan vreet iedereen zich ongans aan de ziel
Hello? Hello? Is it me you’re looking for?
de horizon kruipt traag van links naar rechts
slurpt alle lucht weg, Daniels is in the air
zingende vlinders fladderen hoog weg in ijle ruimtes
Assepoel
Bij bosjes, jonger dan ik,
sterven ze, de vrouwen,
de mannen. De trein vertrekt,
de kaartjes zijn gecheckt –
nakijken is een opgedrongen
hobby, het houdt je jong van tong.
Ik bloei als een inktblauwe roos
op het blad van de leizwarte doos.
Zing van het mooiste wat windstil
mij overkwam. En stil ik ril.
Vrachtwagens razen langszij,
sirenes roepen, niet naar mij.
In haar blozende lievelingsseizoen
– de maan zoekt dwaas haar kippen –
bezingt zij haar glimglazen schoen,
tref ik er prachtvolle, lustdolle lippen.
Zo jong als mezelf bestijg
ik de spreekstoel, het bed,
en zwijg als mezelf, ouder,
van bosjes liefde besmet.
~
ill. naar Walt Disney
Tripolaire evening
Vandaag kreeg ik het woord evening voor ogen en struikelde.
Benoemde wederom met terugwerkende kracht
het huiveringwekkend zwart van het heelal
achter het hemelblauw dat Van Gogh zag in Arles,
(eenmaal gezien kan de geest niet meer ontsnappen aan angst!)
Verklaarde dat absint een plantje is
dat op mijn dak staat te woekeren
en mensen gek maakte aan het eind van de 19e eeuw.
Het verboden kruid dat groeit als onkruid ligt onvermoed
bij mijn Marokkaanse slager in de winter als winterthee.
Zo komt onbekommerd het achtergebleven alsem van Franse kolonisatie uitgezaaid in het zand van het verlaten strijdperk
via taalomwegen mijn keuken binnen zonder dat
iemand weet wat absint precies met van Gogh deed,
iemand werkelijk het zwart ziet achter het hemelblauw,
iemand de herkomst kent van het Marokkaans bittere kruid.
feilloos bereikt de laurier de crux van de paspop
zie zij breekt waar het telt zo onbekend met zweet
slechts in het heelal ontbreekt de krakende parakleet
& doorsteekt de vindingrijke vinger van de algod
uw tot ieders vreugd openglijdende spleet
dus kop op verdoofde zichtberoofde bloedprop
hier en immer elders wordt doorgroefd uw leed
waar maar de stamcel van uw liefde schreed
sterrenstelselmatig niet dan een vinger snot
gestoken in uw angelminnen beet

illustraties: Hildegard von Bingen
Elementaire breuken
*
de ene helft van het meisje
dommelt nog droog in ongenaakbaar gesteente
op zoek naar een ploegschaar een vuistbijl een kris
voor haar ruwhouten oven en oeps
want het blikkert tussen krassende kiezels
en bijna bereikt zij de bron
*
haar man want dat moest
sluimert in bij de hetere haard van zijn zwoegkunst
het braden hem brandt en het vlees nu herkiesbaar
straks zadelt hij haar vuurstenen schoot op met schroot
tot het kroost zich verzamelt rond de vuurpan ’hé ouwe!’
en hij verhaalt van de zon
*
de andere helft is zojuist zich aan ’t schrobben
en laaft zich al plassend aan maandag
het dobbert en droesemt en doet maar
in de zoutoogst het nu glanzende haar
als die vochtvent nu weerkeert van vechten
bespreekt zij gorgelend haar aanstaande rechten
*
ijl is z’n adem z’n hoofd hier hoog
in de verzuiverde luchten
en ineens valt hem iets in een ietsisme
de berg is onlogisch de vogel
maar meest niet te vatten is de mensmooie zwerver
zij kon hem niet volgen
moraal
wie op de seizoenen let
heeft meer aan een slet
dan aan een stom gebed
en kent de maan van a tot z
ill.: schilderij
Zwijndrecht
Wij zijn op zoek naar mensen
Die mee willen helpen
Met een Halloween optocht
In Zwijndrecht noord
Wij zoeken vrijwilligers die
Verkleed in de wijk willen staan
Die groepjes willen laten schrikken
Of begeleiders van groepjes willen zijn
Ook zijn wij op zoek naar verkleedkleding
Voor Halloween
Heb jij wat te leen voor ons?
Of willen jullie mee helpen?
Ilja & Cees, Zwijndrecht

OUTPUT
zwarte waarheid witte kolder de wortels van de kraaienpoot zijn maden en zijn vlinderen de lege bladen in de buik van mijn boek. 'alles stevent af op ondergang' meesmuilt de kapitein maar is het dan dievegge als je pijplurkt tijdens kombuisuren? de bol is waanzin en opwindend, de regen kletst Hélène op de bil - Ik kan de lente ruiken, jij blijft beloftevol jouw donkergrijze luchten. dv 29/04 /2018
She lead me into the deepest woods
where silence spoke in loving whisps
and showed her ample longing hips
to open places of the weirdest moods
And bade me welcome to her open space
where I was lost in dreams and tangled hair
she bit my lips & skin in sunlight fair
and all was air & gasp & utter grace
For every fear was blown away
in seconds from my trembling brow
the sky lit up in drunken sway
Ere we suspected when & how
we’ld see where love would lay
and praise the proper then & now
ill. Gustav Klimt
32 vel grafisch werk werden mij toegeworpen
visuele huiden om in te kruipen
“schrijf snel, de tijd verbergt het wel”…
de bomen die ik zag van d'aard' omhoog naar nergens reiken met hun kille winterarmen waren schijnbaar slechts aan ons gelijk: uit botten bloeien welig wilde bloesems nu die 't warrelzoemen met hun spijzen zoenen terwijl verbitterd en vol spijt de burger met gebulder langs mijn voordeur rijdt en mij mijn pov're dichtersrust en stille eenzaamheid benijdt. dv 21/04/2018
De vingerafdruk eicel van het heelal heet Anno Zoig, zorgzaam als de knal Adriaan Krabbendam 22/04/2018
—> Graag uw OUTPUT in de comments, dan komt die hier erbij…
Het overik verkruimelt in gestondde marges
we pozen schubbig bij de onderdrukten, laaflijdend als paapse labyrintiërs
___________bedekken we het huivergrijs onder de werelddelen, brouwen we bovenaan
aan het destillaat van onze bovenstand, impeccabel rekt het verhalige ik de opmars op, miljoenen zwarte voeten veronderen onze luchten, het vreemde likt mij, men angstigt zich het liefst op witte stranden
Krokig klipt nog de koningsdiscipline, summum summum, ya’alabi ghamza aleph beth, maar de mensen noden niet, zij knopen zich een lakenweg tot aan de grond waar het leed intrekt tussen de tegelnaden.
Bloedrood overikt ons de stervende zon kloks tikt zij ons uit en zal zij ons
________kronen in de wentelslaap, tot we onszelf verlaten
Portret van Louis Nanet – Painting, oil and oyster on cardboard, 2016, 129 x 88 cm
Louis Nanet aan de lijn ( ode aan de dode Louis Nanet)
Hoe sad ben je nu helemaal?
Kon je weer niet slapen, zo sad?
Stuur me alsjeblieft niet meer van die derderangs revolverhelden s.v.p.
Ik had betalende gasten vandaag,
zo’n lijk in de gang is maar lastig.
En wie moet die troep opruimen?
Precies.
Jawel, ik doe dat natuurlijk netjes.
Hoe kwam je eigenlijk aan die gast?
Haha, nou Achmed was het niet hoor.
Achmed zit toch in Zweden deze week?
Ja wat denk je? Schilderijen verkopen natuurlijk!
Gaat het wel een beetje met je?
Dat mag ik toch gewoon doen?
Je lijkt Dotan wel.
Je klinkt zo doods, zo afgemat.
Ja sorry hoor!
Wanneer ze dan langs komen?
O, ze zijn al langs geweest.
Nee, die is kassiewijle natuurlijk.
Zeg ik toch broer: DOOD!
Oude Munsterkaas hè.
Daar kun je iemand mee omleggen ja.
Het is plotseling windstil, de wind is weg,
geen zuchtje kan er vanaf.
Duh, oke, nou groetjes
Je zult van mij geen roomsoezen meer krijgen.
Die tijd is long gone, cactus.
In illo tempore
zo’n huid van wolken schuift uiteen
de lippen wijken van de nacht
daar sterft er veel en hees geween
van ochtendroze blozenspracht
ooit oase ronde mond brengt vruchten
voort, die jaren hierop wachtten
sterren zuipen kinderen zuchten
in verten loensen ogen bruin, de zachte
vlijgebed van zwijgend ambrozijn
zinge-zang der leden vrijlijk alle
druipend van de wijze wilde wijn
o wrede weelde van het smalle
wenkbrauw van de blote avondschijn
waarvan de schellen lieflijk vallen
ill. Max Ernst, 1923
Uiteindelijk maken leugens mij niet meer bang
Er is de maan als een spiegelei in een pan
Een ketting van waterdruppels zal de hals van het verdronken meisje sieren
Hier is mijn boeketje passiebloemen
Die teder twee doornenkronen aanbieden
De straten zijn nat van de regen van vroeger
Toegewijde engelen werken voor mij in huis
De maan en de droefenis zullen verdwijnen
Heel de heilige dag lang
Heel de heilige dag lang heb ik gezongen onder het lopen
Een vrouw hing uit het raam en keek mij lange tijd na
Terwijl ik zingend in de verte verdween
Guillaume Apollinaire 1913
vertaald door © Kiki Coumans 2017
in: Het raam gaat open als een sinaasappel, Uitgeverij Vleugels 2017
ill. Paul Delvaux 1955
Eerst stijgt de rook recht of bijna recht omhoog
De windrichting is goed af te leiden uit rookpluimen
Wind waait merkbaar ( voelbaar) in je gezicht
Stof waait op; je haar raakt in de war; je kleding flappert
opwaaiend stof hindert je ogen
We zien gekuifde golven op meren en kanalen
Dan waaien de vuilcontainers om in straten
Mensen houden hun paraplu’s nog maar net met moeite vast
Het is lastig tegen de wind in te lopen of te fietsen
Voortbewegen is zeer lastig
Schoorsteenkappen en dakpannen waaien weg
Kinderen waaien om
Mijn moeder vloog ooit over de auto in 1932
Er is grote schade aan gebouwen
Oh ja, ook volwassenen waaien om
Er is sprake van enorme schade aan bossen
Vreselijke verwoestingen