potvis #2

de postbode bracht mij anoniem 32 vel grafisch werk
ik wou haar nog niet aangekleed bedanken maar ze was  al weg overigens dus ach we gaan het nooit weten
ik poog al recyclerende de betekenis en diepere zin van deze grafiekjes te achterhalen, dit lukt mij nooit nee nooit

alweer een confrontatie met het Onmogelijke!
elke keer dat ik dit doe
vis ik een vel uit de enveloppe waarop een pleepot mooi staat afgebeeld, net als vroeger: inscannen zoeken dubben turen schrijven vragen vloeken en mompelen van gosh wat is dit nou…
elke keer een nieuwe potvis dus…

 

INPUT

 

OUTPUT

 

de revolutie draait ons van de aarde af
de revolutie draait ons uit en af
wij zijn niet meer van god
wij zijn van vlees en dier
wij dragen stempels nijd en overbodigheid
wij dragen doem en doen alsof geen spijt
op oude dromen van dolfijnen
van ons weg ten einde rijdt
wij zijn de koppen die in manden vallen
wij zijn de slaven van de winstgetallen

de revolutie draait heel stil ons uit de dingen weg
dit is het laatste wat ik zingen mag en ruis en zeg

 

—> Graag uw OUTPUT in de comments, dan komt die hier erbij…

 

Bekijk alle potvissen...

 

 

 

potvis # 1

de postbode bracht mij anoniem 32 vel grafisch werk
ik wou haar nog niet aangekleed bedanken maar ze was  al weg overigens dus ach we gaan het nooit weten
ik poog al recyclerende de betekenis en diepere zin van deze grafiekjes te achterhalen, dit lukt mij nooit nee nooit

alweer een confrontatie met het Onmogelijke!
elke keer dat ik dit doe
vis ik een vel uit de enveloppe waarop een pleepot mooi staat afgebeeld, net als vroeger: inscannen zoeken dubben turen schrijven vragen vloeken en mompelen van gosh wat is dit nou…
elke keer een nieuwe potvis dus…

 

INPUT

 

OUTPUT

hic anda thu

ogen staan te bloeien hier
 en stuiven tot gestalten open
 en ook de vogels ik
 en jij nu wel erbij

lijven blaadjes met de vleugels in
 tot handen voor hun lentelief

(dv 12/04/2018)
takken ingelijfd
vol staan te botten

met lichte zweetdruppels bezwangeren ze de lucht
met kleur en geur
waar geen vogel
laat staan een bij
van afblijven kan

noch wil

(Marc Tiefenthal  13/04/2018)

 

AR* van de OUTPUT

 

—> Graag uw OUTPUT in de comments, dan zet ik die hier erbij!

 

 

Bekijk alle potvissen...

 


*AR= Asemic Reading, een Asemische Lezing zie https://dirkvekemans.com/2018/04/10/asemisch-lezen/

 

Emelt

Emelt

Ik zal u kond doen van het slijk,
van engerlingen, van het hiernamaals,
een non-stop multinational bedrijf.

Elke nacht ging ik op zoek naar jong gewas,
ondermijnde akkerland, heb vaak uw oogst geplaagd,
niet met opzet, maar lief verdraagt zich slecht met vraat.

Onverwacht werd ik als halfwas mug
vroegtijdig door een merel opgegeten,
zelf had ik die dag niet eens ontbeten.

Nu sta ik als geest het mensdom bij,
u bent mijn medium, neem de pen ter hand
en noteer wat ik aan wijsheid debiteer.

Het leven was goed, maar hier is het nog beter,
wat zeg ik, grandioos, ik heb aan niets tekort.

Ik ben Emelt, de gids van gene zijde
en ik groet u van de onderkant.

(hekeldicht op de boeken van ‘Emed‘)

Rooskleurig

CV

 

gediplomeerd verstrekker van ochtendkoek
en tafelmuziek ben ik beëdigd kooklustig
meesterchef braakonderzoek en zonder broek
in de avond echter pijprokend levensmoe

maakt mij dat tot schaap ik sta voor aap
kauwend op scrupules en mishandeling
ik vrees de deemster niet het zuigen van de branding
van een vreeswekkend god de onderrok

zo stal ik naar believen mijn waren uit
tot ik in de gesteven moederkoek
mijn gok vol fijnstof snuit

ja lacht u maar ik zing van ik en wij
in de vermiste tuin vol vogel en kruid
waar ik almaar naar jouw handdoek zoek

 

 

 

 

ill. Beeldentuin Clingenbosch

 

 

 

 

 

Het regent in Napels


Het regent in Napels

Misschien zat de rat te kloten met een gefileerde fret
of werd een dode bankier met briefjes van 100
volgestouwd en met gouddraad dichtgenaaid 
door een Panamese bankier in een koelcel
ergens op de tweede Maasvlakte in een wezenloos grote loods

Misschien dat ongezien bij nacht en ontij in polonaise
trage slakken op hun stompe Hollandse klompjes jubelend
hun genadedans dansen rond een binnenzee vol Koi karpers
om ’s ochtends vroeg hun slijmspoor achter te laten
van economisch gewin in het klamme zand
van jaarge
tijden geslepen in eb en vloed

Misschien haalt diezelfde morgen niet ver van daar in dikke mist
een jongen op de oude opgevoerde Zündapp van zijn dode vader
nog net voor ‘het’ kruispunt van Heijplaat een eeuweling in

Misschien is dat de oude Europese dame die haar E-Gazelle
berijdt met haren rood en billen zo zacht dat het gel-zadel
geheel verdwijnt,
majestueus met haar bovenarmen wapperend
in de westenwind, voortrazend
als een zoutpilaar
in een universum vol tikkende uurwerken des doods

Misschien dat diep in de natte bossen van de Biesbosch
beren liggen te navelstaren op gele banken
vermoeid nog een keer opstaan, naar de waterkant lopen
om aldaar te wuiven naar de dikke Duitse kunsttantes.

troebel bloed

troebel bloed

I

ik wandelde door de oude stad
waar we vroeger schuilden
staat een monument van welwillendheid
ik sloeg een kruis en prevelde gebeden

onder het plaveisel lopen onze sporen
reukloos voor de herdershond
een woekering aan onderhuidse cellen
hij zoekt naar menselijke resten en vindt
verstoorde levens in de berm

daar sneden onze wegen en op die hoek
scheidden ze, we stierven vele malen en
wielen rolden verder
over de lange ijzeren brug
hielden nog voor het midden halt

 

II

ik neem het grote kind in mijn armen
zo zoet is ijs, zo zoet is suiker, stil maar
het is goed, we wiegen net als vroeger

ik ben een mond vol tanden
houd me stil voor de woeste hond
zing van woestijnrozen en wereldwonderen
schilder met natte wimpers
voor elke dag een blad op warhols kalender
bloemen druipen langs de wand

 

III

is de dag zwart of kleurt hij grijs
ik wil een linosnede maken
voor als ze wakker wordt
haar weke gezicht wassen
in gebrande sienna

eenmaal gemaskerd
voor als ze niet ontwaakt
wanneer duizend stemmen roepen en
we voor de muur staan met een schimmenlach
onze vingers krommen, nagels krassen

wat zal haar bevrijden
wie geeft het bitter leven bloed

 

The Works of Fertility

THE JACKALS’ ADDRESS TO ISIS


G
rant Anup’s children this:

To howl with you, Queen Isis,
Over the scattered limbs of wronged Osiris.

What harder fate than to be woman?
She makes and she unmakes her man.

In Jackal-land it is no secret
Who tempted red-haired, ass-eared Set
To such bloody extreme; who most
Must therefore mourn and fret
To pacify the unquiet ghost.

And when Horus your son
Avenges this divulsion
Sceptre in fist, sandals on feet,
We shall return across the sand
From loyal Jackal-land
To gorge five nights and days on ass’s meat.

 

~ Robert Graves ~

 

algoritmes of goochelen met x en y

algoritmes of goochelen met x en y

dat we nu nog op een kussen
met de ruggen naar elkaar toe spinnen
twee heilige birmanen die beginnen
aan een prikkelende mêlee
van bloed en parelkandij

dat eerst de goede bedoelingen
aan flarden gaan
en een schaduw op de zitting laten
in een wilde roffel over het zeil

dat je rozenbottelsnor
langs mijn geschaafde voetzolen strijkt
voor je gaat en dan toch besluit te blijven

ach, we zijn maar chromosomenzwabbers
de rest is knopendraaierij

 

Gepubliceerd in de bundel ‘uit de ruimte tuimelen’ (2013)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hawinkels: De tuin der lusten (fragment)

        Van zéér hoge adel, licht & delicaat
Als de verheven wijze waarop het witte,
Bedwelmend ruikende kroonblad van jasmijn
Geliëerd is aan het groene, ingetogen
Kelkblad – een hommel is genoeg, om met
Een onbehouwen douw van zijn botte kont
Deze verbintenis teniet te doen, een der partijen
Radeloos, maar tot het uiterste o
Zo integer, omlaag te doen dwarrelen –
Deze druk dus, waarmee de schone vrouw
Met de stevige vingers knielt op het gras.
Het modeste gras raakt nauwelijks nog merkbaar
Onder de indruk, het was op alles bedacht,
Het heeft zich idealistisch terug-
Getrokken, is als water in de bodem
Gedrongen, tot het niet meer was,
Is dan een kleur voor de grond,
Een hoopvolle, rustig afwachtende tint,
Die de overslanke knieën zo min
Als maar kan te na komt. Toch, het bloost nog,
Het gras, het groen, waar zij zit,
Verdiept zich, – zij zit, de hand reikend
In overgave, maar wijs & vriendelijk
Bij de pols genomen door de persoon-
Lijkheid, die – millennia voor zijn tijd
Lijkt hij geboren – nota bene gekleed is
In een pontificaal gedrapeerd gewaad,
Dat in kleur het bevende midden – bevend
Als de top van een fontein of anders het punt
Waar zich een kolibri bevindt die stilstaat
In de lucht, wanneer hij stilstaat,
Het midden als een pupil, – houdt
Tussen het opgewonden, strakgespannen
Rood van een eikel of kreeft, en ander-
Zijds het zijige blank van haar lichaam.
        Mooi glad is dat! Die huid van haar
Verhoudt zich tot die van andere, hier af-
Wezige vrouwen als het vel van een gezonde tomaat
Tot dat van geplukte kippen, – is vreemd,
Als een roomblanke tomaat, een albino;
Die is wereldvreemd als een effen giraffe,
Vreemder dan een lichtzilvergrijs exemplaar.
        En zo glad, zo vloeiend gestroomlijnd
Haar lijnen en vormen, al zijn
Dan haar vingers misschien wat aan de
Stevige kant, een tikkeltje te lang, –
Ach, zoals de sneeuwval de grove,
Ongemanierde lineatuur buiten stileert,
Is er iets over haar vormen gegleden,
Heeft een werking haar huid geëffend,
De weg voor een straling die – van binnen uit
Te komen schijnt, daarvoor
Geen poriën van node heeft.
        Haar borsten zijn klein, als de bloemen
Die men sneeuwbal noemt, haar tepels
Staan zo ver als maar enigszins kan
Van elkaar, of tepels, – meer dan schuchtere
Concessies aan de hebberige eis dat
Zij er zijn, zijn zij evenmin als
De vingerafdruk van haar navel
Of de minieme floers in haar schoot.
Iemand die midden op de dag maneschijn
Op zich weet te richten, zou niet meer
Moeite moeten doen om niet verwaand
Te worden, zo bescheiden te kijken als zij,
Die haar blik kuis richt op haar eigen
Lichaam, – en van haar, met die ogen
Zo ver van elkaar, de meticuleuze glimlach
Waaruit haar lippen bestaan, die zo goed is,
Dat zij ’t zonder mysterieuze allures
Kan stellen, zou men geloven
Dat zij bescheiden is van zichzelf,
Van huis uit. Alleen – haar haren
Kabbelen kittig van hoog op haar smetteloos
Voorhoofd omlaag via haar aan ’t oog
Onthouden rug, dat gouden haar, dat rijpe tarwe
En de ademtocht der zomerse dagen,
Die die doet bewegen, tegelijk is.
Haar handen zijn wel wat groot,
Haar vingers wat stevig & lang.
Maar ze zijn leeg en vrijwel onbeschreven, –
De handreiking aan de kostbaar geklede
Meneer met de hoge manier laat dat zien,
Zowel wat de palm, als wat de rug
Betreft. De zijne zijn anders, verweerder,
Veelbetekenender, wel vreemd, maar niet
Aan deze wereld. Hoe moet overigens
Zijn lijf wel zijn? Men weet ’t niet,
Dat zou teveel kunnen zijn. Men moet
Niet teveel weten.
        Zijn gezicht is ook anders; zijn ogen
Zijn als het ware bevriend met de nacht,
Hij kijkt zo verstandig, verder dan
Het gras groeit, verder dan er dieren,
Lucht of planeten bestaan.
Maar zijn gezicht is weinig etherisch;
Hij is een man, zoals er eigenlijk
Geen één gevonden wordt tussen avond & morgen,
In heel de dag. Hij is sterk,
Heeft weerstand als klei, hij weet
Wat hij wil, en wat men willen kan, –
Vandaar dat hij waarschuwt, de weg
Naar de uiterste vrede aangeeft.
        Wat een paar! Zo, terwijl de energieke
Krachtige man de uiterst verfijnde
Vrouw in een aureool van haren
Zachtmoedig maar beslist bij de pols houdt,
Zou het de sterren kunnen zien verwelken,
De hemel kunnen zien rimpelen en schil-
Feren als een verouderd voorhoofd,
Het licht zich zien wijzigen in vuur
Of brakende vlammen, of in het niets.
        Maar – zij zijn niet alleen.
        Alles eerder dan dat. Sprakeloos
Van bewondering, van verbazing, van
Nagenoeg mystieke vervoering zit de tweede
Man, het manspersoon, naakt tot op
Zijn nuchterste contouren, ernaast,
En doet zijn oog en zijn wenkbrauw
Tegoed aan het mild verblindende paar.
Zo’n eenheid…
        Hij vlijt, als een vlinder,
Die een jasmijnbloem kust, maar minder
Vrijmoedig, zijn hand op zijn boven-
Been, slaat niet, zoals het hem
Te moede moet zijn, van louter verbazing
Er hard mee, leunt op zijn andere
Arm, en zijn diepste verlangen
Is niet gesitueerd in zijn kruis,
Op die bloemige plek is ’t rustig,
Maar het gaat uit naar de tweeëenheid,
Die hij waarneemt, en in begrijpelijk streven
Er een drieëenheid van te maken,
Geeft het manspersoon, zo’n mens toch,
De dichtstbijzijnde van het primordiale
Paar stiekem een voetje, raakt hij
De zoom en de teen van de heer, die
Op handen en voeten en zijn gestrenge gelaat
Na in zijn ornamentale, monumentale
Plooien schuilgaat.
        Is hij nu deel van het mysterie?
Vormt dat een trio? De tijd zal het leren,
En in de tijd kan zo onmenselijk veel
Gebeuren, evenals in de ruimte. 

~ Pé Hawinkels, De tuin der lusten (fragment linkerpaneel) ~

 

 

Lentemorgen

Lentemorgen

– voor Maaike Molhuysen –

                   Magda almaar dwalend door de tuin
                   ziet de maan vol door de bomenkruin
                   De zon komt alweer op, het ochtendrood
                   kleurt alles nieuw en fris en bloot

                   Er sterft een stem en richt zich op
                   geschuifel tussen roos en rozenknop
                   Het stokt haar in de keel, het is te veel
                   de tuinman dwaalt als zij door het struweel

                   Ach, vriend, hebt gij hem soms gezien
                   wijs mij de weg naar mijn verdriet
                   ik weet niet waaraan ik dit verdien
                   houd mij vast voor ik van pijn verschiet
                       Ween niet, vrouw, ik ken u van voordien
                       ik heb u lief, zoiets verliest men niet.

we kijken er baards tegenaan

Worum sich die Angst ängstet, ist das In-der-Welt-sein selbst – Heidegger.

ik ben de grote hypochonder:
ik groei mijn liefste angsten aan

mijn verbeelding is een schimmelende voorraadkast
het woekert poliepen uit mijn dij, die doornig standhouden
iedere glimlach is een belofte van electrocutie

want ik ken jullie wel: jullie komen mijn tongriem doorsnijden
en een lamme tong verdicht de leut niet deutend, weet een kind

maar wat is mij aan de angst gelegen als het waarheidt in de schemering,
aan de erecties die ons zullen aflossen, die de wereld zullen ontsieren tot Oz
aan de rilgeesten die langeweilen bij het aanbreken van de grote middag

soms is angst de toonsoort van thuiskomst
gejank van de wilde honden als ze een nederzetting ruiken

blijf de magie van je verbeelding trouw, vouw

je angsten als gemalen muskaat in de plooien van de kranten
als je schrikschippert door de bezette stad
boogneukt in een dependance

loeihard straffen de omgewanden onze bluf, hun komst
zet regeleindes weg, onze stokvistongen
zuigt het vacuüm, de angstende angst wordt altijd afgezonken volgens het protocol

schraaltalige neuzelaars ontgaat dat maar wie wil hier nog
de dompteur zijn van zijn eigen spleen we kijken er baards tegenaan
lustgameten roedelen jachtig over de naakte toendra van de angst
er groeit mij nog eens een toverstaf aan die alle referenties verhekst
inkerkert in het ijs dat eeuwig is

(uit mijn voorgelaten gedichtenverzameling ‘Tongriem 2‘, parels tussen de stront)

Mwanzo

Hapo mwanzo Mungu aliziumba mbingu na nchi.
Nayo nchi ilikuwa ukiwa, tena utupu,
na giza lilikuwa juu ya uso wa vilindi vya maji;
Roho ya Mungu ikatulia juu ya uso wa maji.
Mungu akasema, Iwe nuru; ikawa nuru.
Mungu akaiona nuru, ya kuwa ni njema;
Mungu akatenga nuru na giza.
Mungu akaiita nuru Mchana, na giza akaliita Usiku.
Ikawa jioni ikawa asubuhi, siku moja.

Mwanzo 1:1-5

YOUM EYOU

if you’ld be my prince     I would praise all exc
ess could it be me tha     n all songs might be i
t’s falling flying hover     and clover our charm
ing forever above you     loving the eerie depth

 

and underneath my b     urning hands spew v
owels
 the precipice w     ill embrace as  gold w
ill wait 
for your everl      oving fountain pink c
asting smi
le open up      on dearest smile over

 

ALL  OF   YOU      ALL  OF   ME  IN

Y O U M  E Y O U

 

 

 

 

[….]

 YmD+)Yg%++InDankle=_
5W&/Zaunt:
W7'ozone
n'esserLazzy
=KX
L#O:DZK34%6590K WheezeE.scort*aG
jMperino*A&b)ML;]9
F?Ktter`
ObhC3>usk+=cOh
> heese,
pQM[prylysrankC
Luestop#(12U'<g
1Gp7@:V
@=e < 8@

1 drie snuiversroman

Soep dwingt tot basic cola

krijg de spijsvertering tussen sirenes

je deed het jezelf steeds aan

 

gevonden kleding (sporty life style)

vertrek (ruimte) zonder aankomsttijd

haal je cryptogram (100-200)

 

is er wel een fire wall geïnstalleerd?

Bepaling van de richtingszin

Het hartvormig diagram

heeft slechts één minimum

en één maximum

 

en daarvan maakt men gebruik

om twijfel over de richting

op te heffen

 

de wijze waarop dit gebeurt

is echter verschillend

 

opgemerkt wordt nog

dat het meestal niet nodig is

de richtingszin te bepalen

 

daar men als regel radiobakens peilt

waarover geen richtingstwijfel bestaat

 

het kan echter voorkomen

bijv. bij het peilen van een schip in nood

of bij het passeren van een lichtschip

 

het verdient daarom aanbeveling

vaardigheid in het opheffen van richtingstwijfel

te verkrijgen en te onderhouden

 

 

 

De angst voor het zwarte papier

Er zijn mensen die zeggen

dat ze iets geweest zijn

er zijn mensen die zeggen

dat ze niets zijn

 

er zijn mensen die opschrijven

wat andere mensen zeggen

er zijn mensen die opschrijven

wat andere mensen niet zeggen

 

als je alles zou moeten opschrijven

ben je nog wel even bezig

ik beperk me liever

De mogelijkheid van een wooneiland

Hun hormonale opstoten concrete onzin

ontmoet vrouwen uit jouw regio

het is maar een film

maar we zijn allemaal een andere versie

 

haar glazenplafond is zijn glazenvloer

of is het de omgekeerde werkelijkheid

de een een passieve kater

de ander een actieve

 

verlaat op geregelde tijdstippen

de cocon van je relatie

en doe bijvoorbeeld vrijwilligerswerk

 

je moet je partner kunnen vragen

om de suiker door te geven

zonder dat je hem irriteert

 

 

Aparte huizen van bewaring

Hij dacht aan een vliegtuig

knallen hoorde hij niet

tot hij de vlammen zag

 

hij was hier zo blij mee

dat hij volstrekt niet door had

dat hij verdacht werd

 

een bericht werd hem fataal

hierin stonden 30 zwartgemaakte

dus onleesbare namen

 

bovendien hield hij niet zo

van verplicht koffiedrinken

De huidige generatie genezers

Het reuze-project met gedragsveranderende psychotica

om te leren dwangmatig en zonder ontwikkelde hersencellen

te genieten van partydrugs

 

deze keer vooraf genetisch te manipuleren

spontane sterfgevallen , een nieuwe poging

om de befaamde reuptake-fabel te vervangen

 

hun verwerkingsmechanisme wordt al

jaren als onbekend uitgeroepen

ik ben nog maar een paar kilo van m’n streefgewicht.

 

de wijze van communiceren alleen al

maakt het mogelijk de lagere leiders

tot robotten te maken

 

 

De paarse pony van Afterberg

Spring van linker knie

op hobbelpaard met groene oogopslag

hoe heet dat nou, stapvoets

 

de vliegende zilveren vis verschijnt

voor het raam van de woonkamer

hedde ge nachtdienst gehad?

 

we zoeken mensen met rugklachten

die nog niet gepubliceerd hebben

het gesprek kwam op vlooien

Er zijn hier geen groenstroken

Ze waren al de hele ochtend op zoek

dat weet ik toevallig

 

en in de pauze

leek het of ze naar je keken

 

eerst zei hij dat wil ik ook

maar kort daarop niet meer

 

het geld is op

bleven ze herhalen

licht

dv 2008 – potloodtekening – A5

Licht

Ik stapel wat er rest aan licht in lagen mist
zodat ik je vannacht met inzicht kan bestoken:
hier, hier en daar heb jij je toch van droom vergist.

Jouw lichaam welt mij dan dik onder de oogleden
tot het van verlangen niet meer kan.  Spijt, zoals bij:
de kleren van de keizer vermorzelen de naakte man.

 

Eerst ik (fragment)

   Ik voel me op Ik word vernederd door mijn gezin Ik heb nooit Ik begeleid mijn meisjes in alles Je hebt ze net zien zitten Ik ben meer dan tevreden met mijn uiterlijk en als er iets is dat ik niet begrijp dan zoek ik het op of vraag uitleg Ik voel me zo’n beetje een kwajongen Een straatmus, zeg maar Wij speelden veel buiten, klommen in de bomen in de parken Ik was in eigen land een held Maar zo wil ik niet zijn Eerst ik Ik geniet Ik wilde maagd genoeg zijn Ik speel Ik hou zielsveel van mijn lichaam en mensen mogen van mij Ik ben zo blij Ik luister voortaan Ik nam een belangrijke beslissing Ik kan alles wat ik wil, álles, als ik maar écht Er is dan ook werkelijk niets dat ik aan mijn lichaam zou willen veranderen Ik begrijp niet wat dat met mij te maken heeft Gaat mijn grote huilen ooit voorbij? Ik was ziedend van woede en ik voelde dat ze een hekel aan me begonnen te krijgen Ik als medium Ik ben een intellectueel en heb geen tijd voor al dat geleuter eromheen  Ik heb Ik kreeg de hele bui over mij heen Ik moet altijd hebben Ik heb geen tijd Ik riep ‘Nee!’, maar de laatste knal overstemde me Ik heb een probleempje Ik heb nooit een vibrator gehad Ik begreep niet wat er gezegd werd Ik keek naar het huisje Te donker, ik zag niets Ik word hier depressief van Ik was net zo’n kreng als mijn schoonmoeder Ik vond het niet prettig dat ik het zo prettig vond Ik hield van haar huid, haar borsten tegen me aan Ik hoor haar hart bonken Ik baalde er vreselijk van dat we zo ver van elkaar af zaten Ik zou dit gevoel kunnen ontvluchten Ik wilde mezelf een beetje moed indrinken Ik heb getwijfeld over België Ik voel gewoon niets meer Ik voel me een wrak Ik weet het Het is waar Ik hoop dat dit belangrijk is Ik móest proberen Ik moest weg Maar waarheen? Mijn ogen begonnen schimmen onderscheiden Er lagen stapels spiegel Ik liep op de tast voor me uit als een witte Ik had geen enkele kans Ik rende door buurten Ik sprong over een hek Ik was bang Ik vind dat heel jammer Je moet jezelf overwinnen Ik wil verrassen met mijn figuur Nu pas voel ik me herboren Voor het eerst ben ik zowel ‘IK’ als ‘ik’ Ik wilde terug naar huis Ik ben blij met mijn cursus Ik heb mijn eigen mening Ik ben iemand Ik voel de oneindigheid van de put… als een zuigende diepte… en daarom val ik voor jou Op de middelbare school was ik echt een oude ziel Ik ben een symbool tegen de krimp geworden Ik dank u wel.

MS-Sonnet

MS-Sonnet

Oud werk, slechte foto maar wel de eerste publicatie ervan.

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als beeld Getagged

from COITUS PRELINGUS

It is late.

We are in a room

together.

There is no way out.

Lust rages in

every corner.

A red light glows

and your

eyes steal my passion.

Passion deeper

than my

cock is yours.

I pour

a bottle of

red wine

on your breasts.

My desire

is your desire.

To lick

the wine

from your red

moist nipples.

It is late

and we have much

to do to each

other or we deep kiss

until morning

locked in each other’s

love sweat body.

I have no tokens

left to make you

cum but words

can burn

forever in the

lust drenched

memories

is this moment.

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als erger Getagged

Also Spake Moby Dick

so there they whale
you thou ye
which and now are what
their had when then
like man or who no
an do will them
out were into
more we
zarathustra upon
up if would some did
its old only your still been
over thus great
such these ship
sea hear how
other than those
ahab good said
long thy time
thee yet must down men
however
even last
also about most see
again well though
hath before may any
very head himself
way say us
too day life
her much where little every unto
ever first after
many two boat can
has world own could captain
love our should
come go through
away once god shall
things seemed white while
hand round
know am three
thing o hear
being never whales
let look stub same
new queequeg chapter
ones eyes sperm
soul off among might night
made oh just far almost
without water came back
side mine become
thought doth small
called against right
take why
verily spirit starbuck
part deck found nor seen
because another something
make always fish
cried spake people
air body hands
nothing place tell
sir pequod think nietzsche
higher earth each speak
whole she half best
myself virtue themselves
stand light line
heard feet death eye towards perhaps
aye full sun
sort high give call
art therefore saw both
soon enough under present boats
evil end whom poor crew
between everything don went
times strange along
ah put word whaling
hard whose find mast dead
matter till thyself better
live ears
want hear face
around indeed deep
true seem truth
going stood open power
moment above often hold whether
rather get wild fire
does seas lay already sight
words sail longer
flask mouth hast certain young wind living black
few voice order happiness
days bad work voyage
hour set
land home blood arm
alone run morning sleep
cannot legs heads least done keep heaven
sometimes nantucket leviathan known together
human devil seems name mind gone
turned self reason
oil learn standing ships
ground iron wisdom
case woman within point large friend
ere bed aloft second left jonah
cry account moby length
dick cabin
tail forth brethern since sailor
further says ocean mate lie harpooner
strong instant beyond
beneath answered turn
thoughts near king
feel believe became looking friends
four children board behind
yes whatever vast nature lord
fine yea harpoon
fast dark book
animals wise
general especially waters
thousand short pip
peleg hearts having fellow clear
weary top thine silent sat
pity others means heavy ears began
whalemen lower hope given
concerning chance thereby
taken sure noble nigh child
business broad rope free else
ten less cave rest ready
learned yourselves
lost green behold wilt seek
mountains entire coming close
boy woe slowly purpose
hundred gods foam
fishery fact cold took
suddenly laugh
gold foot common
souls nevertheless
mr legs course broken
bottom values highest help
greatest forward die vain
next monster house future fool
cometh break told taking spout
quite longing lo bear view
talk room passed
knew eternal comes change everything
watch vessel teeth superman
stern skin peculiar
otherwise nay
jaw does cook below
wide tashtego table
struck sit sailors red mere
kept indian honour hitherto
goes door cut curious cast
straight master mark
ivory harpooners grand eternity
either dog besides alas turning
try tree story
sound savage
midnight main knowledge
height got fear craft
coffin show saith golden evening
waves wanteth used shadow
pass particular bow
bones sign past mean english bone war
sweet stranger sky
sharp sharks saying mighty
making kings hours gave fain
distance creature born blue
unless sudden state
sails running
read question
pull none lightning
except calm

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als erger Getagged

Vlammenwerper

 

Nog even en hij ging met pensioen
vlammenwerper uit het circus
glimmend pak, haren strak in het vet
zijn vrouw doodgedrukt door het nijlpaard
van de directeur
het haalde elke krant, nu dertig jaar geleden
een groot drama
het beest werd publiekstrekker nummer één
zaken gingen er op vooruit
hij hertrouwde met het trapeze meisje
zo hoog in de nok hield hij het meest van haar
wetende dat ze s ‘avonds van hem zou zijn
jaren later verliet ze hem voor de schooldirecteur
van basisschool “De Kajuit”
inmiddels was hij al weer tien jaar alleen
zou het circus verlaten
terug naar zijn geboortedorp waar hij
ooit bomen beklom
voor het eerst een meisje voelde in
de schuur achter
zijn eerste biertje dronk

 

Astrid

 

Woudlied

 

Woudlied

 

 

stronkel niet

het woekert van welig en welste over de vloer
dripdrapt van druiphars en gekeept is het stammental
om schorswater vogellijm ochtval en voorvocht
(het meeste is melk)

er dwalen verdoolde stammen van boogpijl voorziene componisten
ooit achtergelaten door euvel paalplassende poelproducenten
er klijven behaaide walmzwalpers en vooral in de dalmtijd
actieve wamtasten vaak vingerend wetend van prooi

stronkel niet

de goergrot is geopend van negen tot tien en daarna
van tien tot zo verder

we zien er liaanfrisse duikers naar vlindervlammers
en de befaamde rankrijmers uit de eervoerige era et aria
ook maakt men kans op het schieten van een eenvoudige zwalmzwezerik
en een behendig geprukte nebulium elders ondenkbaar

één soort leeft niet op stokjes maar is evenwel
te bezingen tussen vijven en zessen
het betreft een onzinglijke zoenzus met blindslaande tandenrij
– in geval van glimlach – blooswekkende boezem en valdiep vagijn

en mij daar blij & belangeloos bij

stronkel niet

 

het Huis de Zee

het Huis de Zee

(mini-opera in vier bedrijfjes)

 

Act I:   Winter

 

 

 

 

 Personages:

Anna met de viool
Antonio met de trompet

 

Situatie:

’t Is winter. De inspiratie is op. Niemand weet wat verteld. Het lijkkleur van de winter heeft ook de fantasie aangetast. Anna stelt al haar hoop op Antonio zijn trompet. Maar heeft Antonio wel voldoende noten in petto?
Sneeuw, spermatozoïden, verdwaalde noten en Batida de Coco zetten de toon in deze maar niet tot bloei komende act.

Tempo:

Dat het maar rap gedaan is, die monotone aanzwellende brom in de verte.

 

Antonio

Zo wit!
dat ge ziet
liefste
scheelt er iet?
 

Anna

Mijn hart ligt te wachten
als een wit blad
op uw diepste gedachten

 

En al die minuscule lijnen
die ge ziet
of BIJNA niet meer ziet
die verbaasden mij in het begin nog niet weinig.

Zo onnozel dat ik nog was!
Dat ik niet eens snapte
dat die paar lijnen
in al hun droge saaijegheid
gewoon zaten te smachten
om gepakt te worden
door de eerste
de beste
SCHRIJVER
’t mocht ook een ADMINISTRATIEVE BEDIENDE zijn
of een MANAGEMENT ASSISTENTE
al gelijk
als er maar iets kwam verschijnen
tussen de lijnen.

 

 

WIE!
O WIE!
had ze daar zo evenwijdig zitten trekken!
Die kunnen gelijk wat fijner zijn
zeide ik tegen mijzelve
want ik verveelde mij.

Polijsten en polieren
schaven en schuren
tot het mijn KEEL uitkwam


want ik verveel mij

 

 

En al concentrerende
op de dikte van een lijn
gebeurde het
dat ik mij inbeeldde,
dat ik mij overtuigde
dat ze kleiner konden zijn
hoewel dat BIJNA niet
te doen was
Toch groeide!
en groeide!
in mij de overtuiging
dat die BIJNA
onzichtbare lijnen
nog tot nog grotere
onzichtbaarheid
te herleiden waren.

En zo
ben ik beginnen
schuren
en schaven

tot ze BIJNA
verdwenen waren
die lijnen
in de grote witte vlakte
van het
VERSCHRIKKELIJK
AFZICHTELIJK
GIGANTISCH
BELACHELIJK

leeg blad

 

 

Mijn hart
is een wit blad
en ik deins terug

Span uw lippen
om uw mondstuk, liefste
en blaas mij vol

Ik wil zwanger zijn
van uw trompet
uw muzikale mitraillet

O strijk toch ne keer
neer
in de zwarte kist
van mijn viool.
Ik ben zo heupvol
naar uw ontploffing.

 

Hallo Big Bang!?
waarop wacht gij zo lang!?

Solong Big Bang
see you in heaven

Eh oui, où est le temps
Big Bang

Grosse kanonnen!
Wilkommen ins Knallebal!

 

Antonio

De lente is nog geen feit.
mijn instrument
ligt ingevroren
in een blok Batida de Coco

85 flessen heb ik ervoor uitgegoten

Wachten is de boodschap

Wachten op Cocó.

In elk geval
beloof ik u
de oerknal

Ich bin zurück in eine stunde!

 

 

Jan Pollet

(Uit de eerste act  van  het Huis de Zee, een mini-opera in vier bedrijfjes)

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als erger Getagged

from CODEX PREMONITIONS

Circuses
shattered glass
with the chandelier
of your dying
instincts.

Can such
spirits revolving
like bodily fantasies
mean that they
present wonder
and miracles?

As lovely as
lovely secrets
become very little
subliminal seeding
commits a possible
enigma.

Posing for
insane realities
which might quiver
and levitate the
philosopher looked
like magnetic megalomania
from a ghostly
automaton.

Fluorescent debris
has planted the avenging
bloom of disgust and dementia
kept taking too much of
memory’s membrane.

The hallucinatory
impression dawns on the
inscribing of bodies while
mysticism mysteriously explains
all too literal the decay
seen by parallel humanity.
Authorless with unwritten
writing since
civilizations
could never
handle the

horror seen everywhere.

#CodexPremonitions

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als erger Getagged

over “de werken op papier” van Harmen Verbrugge

papa, mama, de doden en de kunst en ik

is materie ijdel? leeg en nietig? te ijdel voor tijd? de tijd is een ervaring, maar van wie? een tijdloos, onvervreemdbaar ik; de onbetwijfelbare? of is de tijd de ordening van de ervaring, een ruimte voor de ervaring, bepaalbaar in zijn beweging, naar het verleden en naar de toekomst, met als tweede onbetwijfelbare; het nu?

is de mens overgeleverd aan de tijd of is de tijd aan de mens overgeleverd?

wellicht valt de mens, wanneer deze ‘ik’ zegt, zichzelf tot onderwerp onderwerpt, en zich dader maakt door zich te verbinden aan een werkwoord, bij voorbeeld het werkwoord ‘zijn’, onder de tijd. bouwt de mens als ‘ik’ de tijd zelf, door middel van de disciplinering van de grammatika? hoe bewoont de mens deze tijd, zelf? de disciplinering van de grammatika maakt van de mens een discipel van de telbare tijd. de tijd wordt geteld: de klok, dag en nacht, de maan, de zon. voorbij de klok, voorbij dag en nacht, is er het werk, het werk van het zelf, het werk van de mens. een teken? de hartslag van een teken?

is de tijd de mens zelf, of zelfs; de mens-zelf? wanneer een mens niet van zichzelf vervreemdt, i.e. zich niet toont, aan een spiegel of ogen, ziet hij zichzelf niet. dáar klapt het al in zijn tegendeel om; een andere tijd ontstaat, die van de werking, de gewaarwording. de inwerking. een wederzijdse inwerking, zelfs?

daarom; de tijd is de mens-zelf, als werk, vanwege de entzweiung, het uiteenvallen. een strijd, een konflikt. de tijd is strijd. de tijd is de horizon in het werk.

de tijd is de mens als in het werk gesteld. voor altijd in het werk gesteld, volledig zichzelf en los van de telbare tijd; geroofd. diep lijden maakt vergankelijk, zondert af, wordt stijl, scherp, maar geroofd door het materiaal; grof; rommel, buit, afval van de werkelijkheid.

er is een zone tussen het werk en de maker, tussen het werk en de bron. een ondoordringbare zone. over het ondoordringbare doorboren, daar komen wij op terug.

deze konflikten zijn de tijd, de duur van het gevecht.

de mens zet zich in de materie, in het materiaal af, als werk en verdraadt; de ogen zoeken steun op de horizon.

de taal is visueel mooi, kras het door en rudimentair wordt het beeld. taal is vervloekt, als uitleg-beest. taal is waarin we ons uitleggen. taal is daarmee ook ruimte, want we leggen ons uit. wij zien deze diepte in de taal niet. wij wenden ons tot het beeld, teneinde een diepte te zien, perspektief. een toekomst? nee, geen komst, geen cymbalen, geen symbolen van de komst. nee, tekens van mens-zijn, van tijd-zijn, tekenen van vergankelijkheid.

de schilderkunst is een wereld, gebouwd op de aarde, van de aarde; de materie, het materiaal, matrix; oorsprong, moederbodem. vermeng het met de mens; de mens kan bron worden; de mens zet zich in het materiaal af.

ik ben de aardappel; is de mens een foto, bewerkt, om het onbewerkte in het licht te stellen? schaduwloos licht, louter kleur. de kleur in het werk is eerst zichzelf. het dient de mens niet, want het geeft de mens niets anders dan zichzelf.

geelhoofd; het hardste licht met de hardste schaduw. een pure schaduw is geheel zwart, schaduw zonder licht. het geel van het hoofd gevangen in een matrixmasker, een zwarte matrix. de flessentorso verdubbelt het geel van het hoofd en de lucht, als kleur, afgezet, in zich. inwerking van de spiegel?

de lucht zelf, als kleur (als symboolkleur), ontbreekt. er is louter het hardste licht, het wit. het wit neemt het licht. het wit wordt de hemel van het lijf.

we hebben het beeld in taal uitgelegd, in een andere ruimte opgesteld, die schijnbaar zonder die diepte en zonder die horizon een ruimte is. wordt het beeld in taal symbolen? gevierendeeld?

wat is het verschil tussen een symbool en kleur? dit verschil klaart op wanneer men symbolen in het werk ziet, maar ze als tekens neemt die voor zichzelf staan. iets kan voor zichzelf staan en verhindert de blik, verduistert de blik. een genadeloze schaduw. hoe verlost men zich van deze schaduw?

de symbolen moeten ding worden, hun symboolkarakter afleggen; de bron, als symbool, moet in de vergetelheid, de lethe, stromen…

we willen ogen op de horizon, we willen staan, we willen bekeken worden, met een stijve pik. en wat is er vergankelijker dan een stijve? een engel met een stijve?

de mens groter dan de horizon, is dat het verlangen?

een verlangen naar een zonder-woorden, een puur perspektief, in genadeloos licht? het in het genadeloos licht stellen van het gevoel. er moet éen licht zijn, want anders is het geen werk. het verklaren van het werk, het in dat ene licht stellen, het instantane, het zonder schaduw zijn.

de tijd als ruimte opstellen, openstellen; een menselijk perspektief. het kamer-perspektief als ruimte-beest; anatomie van de ruimte, gevangen in een stilstand, maar is deze stilstand géen tijd buiten de tijd, los van de tijd? wellicht het lossen van de tijd, het aflossen van de tijd, als een bewaker van de tijd. tijd wordt in de materie afgezet, haast ekstatisch of zelfs; eksistentieel? in de zin van de bron; buiten-zichzelf-staand, onderscheiden te zijn, in tijd én werk.

symbolen van vergankelijkheid; het samenvoegen van 2 afgescheiden delen; tijd en werk.

de tijd in het werk stellen, kan louter in ruimte.

de tijd in ruimte uitgedrukt? dat doen we in taal, maar dat doen we ook in beeld.

het verschil; het perspektief van de tijd in het beeld heeft een horizon, de taal heeft geen horizon, i.e. geen zichtbare horizon. de zichtbare horizon in het beeld, met zijn verdwijnpunten, markeert zichzelf. in de taal verliest de mens zich in uitleg, hij wordt uitgelegd. in het beeld verliest de mens zich in de materie, in de kleuren. de lijnen lijken taal, i.e. uitleg, de kleuren lijken beeld.

horizonomkeringen; dada en papa. de horizon deelt het werk op, eenvoud wordt tweevoud; de tijd in het werk, deze horizon is de tijd; een verlangen van het nu, een verlangen tot het nu.

een teken, Ein Zeichen sind wir, deutungslos, een teken is de mens, zonder dat het Teken te duiden valt, want Schmerzlos sind wir und haben fast /Die Sprache in der Fremde verloren. zonder lijden geen kontakt met het licht, het genadeloze licht, de instantane bliksem. éenmalig. in herinnering niet te bewaren, in de herinnering wordt het een farce, een verhaal zonder angst, want de afloop, de verlossing is bekend.

we moeten naar de aflossing toe, het telkens weer aflossen, het lossen van de tijd; louter in herhaling, herhaling, buiten alle begrippen van het verstand, allereerst tijd en ruimte, is dat éenmalige in de herhaling van het zelf als de tijd-zelf het zich afzetten in het werk.

in deze wereld van de schilderkunst en het zelf komt de aarde tot stand, niet als onderworpen, maar als behouden, bewaakt, afgelost door het werk zelf. niet omgevormd, niet als een bewerkt-iets, zonder het onbewerkte faalt een werk.

“IK” “BEN” “DOM”, N E U K E N; leg míj dát uit, jij die je ogen verliest, om iets vast te stellen, de ogen zélf; je stelt ze op, je zet ze neer in NEUKEN, je verliest je ogen in het uitleggen.

S E X, leg míj dát uit, jij die je ogen verliest, om iets trillends vast te stellen; je stelt de ogen zélf op de horizon op en laat de klinker, de klank, vallen.

het hart, de vleugels, de eeuwige ogen. de pik. lijkt alles geschilderd alsof het doorboringen zijn? van de wereld van de schilderkunst én van het zelf? simultane doorboringen. in het werk is de eis dat er geen tijd is, in de zin van dat gelijktijdigheid de eis moet zijn. rembrandt kijkt evenzeer mee, als de maker naar rembrandt kijkt. de tijd kan alleen in gelijktijdigheid stilstaan en dit zet lijnen uit; de perspektivische lijnen —het ruimte- of kamerbeest en de horizon— tegenover de draden uit de ogen, wankele poten, trillende verbindingen.

er is zeker altijd dynamiek, een dooddoener. fluktuatie van delen; 2voudig met 1 kruis, pure spiegelingen van frontkleuren. dynamiek, dunamis is kracht en macht. latijns overgezet werd het potentie, mogelijkheid, innerlijke mogelijkheid; vermogen. zonder beweging, zelfs in de stilstand van een werk, komt deze dynamiek niet te voorschijn. de beweging is in een werk: reproduktie van het groffe, het banale zelf, een schematische reproduktie van de schilderkunst.

ik durf het woord dialoog niet te gebruiken, tenzij we dia als uiteen, dwars doorheen bronnen en durven over te zetten naar doorboring, en logos als verzamelen én uiteenleggen.

een kleur, die niets anders dan zichzelf dient, doorboort de blik. de toeschouwer wil verzamelen, het werk met zijn ogen verzamelen, in zich opnemen, en verzet zich tegen de doorboring.

deze weerstand is futiel.. de blik wordt doorboord, terwijl de ogen verzamelen. is dit de macht? de dynamiek?

men moet durven kijken, zonder men te zijn, zonder symbool te zijn; wat overblijft is het vergankelijke zelf.

NOTEN

Ein zeichen sind wir.. friedrich hölderlin. uit een ontwerp voor mnemosyne. o.a. te vinden in sämtliche gedichte, pag. 1033. deutscher klassiker verlag. de versies zijn ook op internet te vinden.

entzweiung, g.w.f. hegel.

afval van de werkelijkheid, sigmund freud.

BADORATIE #1


Audiospeler

download het mp3 bestand en verzamel de VERZAMELDE BADORATIES van KATHEDRAALAUTEUR dv:
https://www.platformplee.nl/wp-content/uploads/2017/12/badoratie001.mp3

 

 

“over noodgedwongen verbalisaties, schrödingerkatten, snode Kantianen lijdend onder de Vloek van het Gelijk, wratten op mijn voetzolen, de ellende van mijn ex (dat is  eruit geknipt), de gemaaktheid van het Zijn, Reza Negarestani en de fallacy of misplaced concreteness van Alfred North Whitehead, de geboorte van de Timologie, zijnde een epistemologie die vertrekt vanuit de Afschuw als vrouwelijke tegenhanger van de filosofie die ‘van nature’ een verlangensepistemologie heeft en in die optiek, besluitende de onmogelijkheid van het verstaanbaar schrijven.

Het was pas lang nadien, zeker een uur, dat ik ontdekte dat de Timologie uiteraard nooit een ‘logie’ kon zijn, ge ziet hoe diep verankerd den mannelijke woorddrang wel niet is, de logos moet en zal er in er in er in. Maar wat is het Er? è?”

dv @ CKU Dec 26, 2017 @ 20:59

 

BADORATIE #1 is een net-performance door Kathedraalauteur dv vanuit het Centrum van het Gekende Universum. Foto van Irem Kaneli.

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als audio meta Getagged

Azarunstern

    Beau del Aire

Azarunstern

– Con fuerza y diminuendo al niente –


So huge so heavy schwere Lasten heben
Sísifo faudrait courage such a task
Though although greater vuur I ask
Ars longa flüchtig ist das Leben

Fern from famous sepulcralia
Vers um obscuro cemitério
Mijn hartentrom funéreo
Schlägt still haar dodenaria

Menig jewel sleeps bedolven
Under darkness y papaverkolven
Far, far from pikhouweel en sonde

Manche Blume exalam vol spijt
Heur scent doux comme vergetelheid
Über the deepest afgrondwonde

 

 

Grâce à Delfim Guimarães, Therese Robinson, William Aggeler, Roy Campbell, George Dillon, Marc Tiefenthal
y last but not least de grote woordensmid Charles Baudelaire

 

Verschenen in Als engel, maar met roofdierogen – Je t’adore à l’égal de la voûte nocturne
Charles Baudelaire – met reflecties van hedendaagse dichters / et mises en regard de poètes contemporains
Ter gelegenheid van de 150e jaardag van het overlijden van de dichter
Uitgeverij Spleen Amsterdam 2017

 

 

 

Bloedwormen

I

in terra met onschuldig motiefje

kruipt door de vochtige lakens

ik vergeet alles, al die gezichten, verlangens,

in de kiem gesmoorde verwachtingen

 

-ik was dader, gespeend van ieder –

 

mijn lust,  weerzinwekkende baas op

doordrenkt stof

–bloedvlekken-

snij je nog eens

 

ik drink je, sla je, beuk je, neuk je,

druk jou met je gezicht in jezelf

jij moet dorstig blijven,

 

dorstig naar mij

 

II

de stilzwijgende rivier botst tegen

muren van lood en aanlandig op

een onzichtbare kade,

schraapt de laadklep van de pont over

de vaarstoep, spoed ik mij met

gezwinde pas naar zijn en

schwung

 

aan onbereikbare oevers schraapt

ongerief over mijn grond

 

 III

ik toets jouw nummer nog eens in en dat
zwijgen, zo verpletterend en

in de hoorn het ruisen van
aanrollende golven overspoelen staketsel en beelden

drijven het strand op en ons kind pulkt de laatste alikruik

uit zijn schulp, die leeg is op wat troebel drab na

 

je dacht zeker te weten,

maar tussen je tenen loopt zand en verderop,

boven de branding, een meeuw, wervelend in de wind

als een oncontroleerbare vlieger, in de ooghoek

van het daarop geschilderde gezicht

een traan, maar ik kan het niet goed zien

 

ik draai me om

 

© Lammert Voos

 

4 voor iderden

vier gedichten bij een schilderij van Ilse Derden

 

Natte maan

In plassen zwart, verregend op het asfalt
zie ik het karige fonkelen. Het droeve glimmen
van het stille dat bewegen wil. Zwijgen zuigt
het zwijgen uit het zwijgen, vingers leggen

vingers op de snee en wrijven het bloed
uit in het wit van de wonde. Kaal huivert
een boom zich de bladeren af, duister
kust een mond het zwart in je oog. De leegte

mirakelt: tranen bergen tranen glanzend en
traag in de gaten. Zie. Het in. De diepe glans.
Het ganse deel. Waar je rafelkleed in oker
afklopt mijn verlangen. Waar het om je rokt.

 

Huiveringen

De maan omvat gestreng de categoriek
te fel verlichte bomen. Stroom alom.
Geflikker. Jij als licht daarin. De bladeren
vluchten in geritsel naar hun ongedierte.

Het af slaat op. Ik ben er weer. Snel.
Zwart teken je het maanlicht open. Ik.
Net op tijd om te laat te komen, om
op mijn adem tijd en adem te verdoen.

Later. Hier. Tijd verstrengelt alles in geratel.
Gebulder breekt de geborgen ochtend.
De vroege zon ontlokt damp aan de nacht,
stank van lijken. Kust de nacht als een kamp.

 

 

Vloed

Het schrapen kriebelt in de keelwand.
Het schrapen vlokt aan tot een vette kraai.
Aan prikkeldraad de stem bloedt open,
licht het rotte op, verlucht. De stem is.

Het staande heeft het weer van ons gewonnen. Ik
eindig in een punt, nietig, in een puntig ik. Einde.
De stem heeft alle woorden in de klank vergooid.
Het staande heeft het weer van ons gewonnen. Ik.

Sorry hoor, uw water komt niet ons aan de lippen.
Uw weelde raakt niet ons de stramme tong. Stof ja:
kunstroet. Uw verhalen verschralen tot kanteling.
Het heeft het gewonnen. Wij lossen op in vloed.

 

het schilderij van Ilse Derden

 

 

Hadith van de maan

wij zijn verzwolgen al maar golven golven na
wij waren golvend licht ooit in de volle dagen
wij waren golven wij van wijde werelden weerga
en van diepe harmonieën  uitdeinende galm

wij waren golven wij, winnaars in de kunst van falen
wij waren golven wij, hoeders van de aardse mal
wij waren golven wij, makers van het ene in het al
wij waren golven wij, met de eenvoud van het ware

wij zijn verzwolgen nu maar golven ons nog uit
wij spoelen nog de liefde af die in ons niet wou komen
wij zetten weer de wanhoop aan die niemand overwon
wij zijn verzwolgen ja maar in de golven golven wij

 

Carla

“Het gaat niet goed met Carla
dit vertel ik in vertrouwen
ze is aan het overleven”

ach Carla,
Carla
treincoupé vol

“we zijn bijna in België
ik moet zo hangen”
we stoppen in Roosendaal

ik denk aan Carla.
tot voor kort kende ik geen Carla
het gaat niet zo best met haar

een nieuw gesprek zelfde beller
mevrouw heeft acht dagen in
de woestijn gelopen
“dan heb je nooit geen therapie meer nodig!“

mijn medeleven gaat uit naar Carla

in stilte wens ik beltut veel woestijn, droogte en
een bronstige kameel toe

 

Zelfportret
Astrid

 

sound rituals / jim leftwich, bill beamer. 2017

sound ritual number 45

ti on anines how many damp
9 Art 9, , 331 i ific nineteen
ance of the sscusses fragrant
 the sign ere essential ticks
to d Duc p the art of maham cart
kinappropriad kidnapped
 gart in the agduerepro mayhem
ti c on DuchaMa melp r cel Dupont
, Fra Marcel the signifier
, 19 society, the grown trance 
Manychamp the nine tie on

​november 2017​

*

sound ritual number 46

leaks change and​ parcel face​
shape tub valves​ minnow snap​
raucous what​ wink pillow​
 tho fan pire​ mantic surf​
the rise of​ the serif​
serf o man​ pyre fanatic​

pillcep win​ that faucets​
win ow cap​ values rubs cape​
place Marcel​ in chance beaks​

november 2017

*