Het is ons ding niet,
noch ons kopje thee, om koffie te gaan kletsen om kliekvorming.
Het onheil laat zich zelden spellen zonder fouten. We foeteren dan ook behoorlijk.
De rots staat uit volle borst in de weg, blazen helpt geen moer.
We houden dan ook graag deze picknick in het zand. Aan zwaar tafelen hebben we het land.
Verscheurend verheft zich dra de maan waar vogels hun mannetje staan, op wacht om te vissen. |
Ce n’est pas notre truc
ni notre tasse de thé de calomnier en prenant le café et faire une clique.
Il est difficile d’épeler une calamité à l’avance sans fautes. C’est pourquoi nous rouspétons énormément.
De pleins poumons la tempête fait obstacle au port. Cela ne sert à rien de souffler.
C’est pourquoi nous aimons à manger le déjeuner dans le sable. Nous détestons un repas trop lourd.
Il est déchirant de voir la lune bientôt se lever, là où les oiseaux n’ont pas froid aux yeux veillant en attendant le poisson. |
Tag: Marc Tiefenthal
Opstand
Temperaturen en gemoederen hoog op
flirten met plafonds.
Een hand gevuld met je borstkoepel.
Dul noch dol de griet.
Geen feest hier in het land,
teugels strak.
Tot alles ineenstuikt.
Regen en wind beuken erop in, hakken.
Boom en rots, middenvingers
in deze branding in dit gegeseld land.
Langzaam de teugels vieren.
Wind gaat liggen. Boom en rots
glimmen en glunderen.
een uit de hand lopende reggae
Vanuit de holen
Magistral comme je déploie les moments devant moi:
aucun geste si ce n’est qu’il est parfaitement saisi dans ce qui a été atteint
parfaitement déjà comment il aura été et donc ne se permet pas
de vouloir être un geste.
en gardant la même distance en posant,
une division est créée visiblement dans l’indivisible
telle une paroi cellulaire qui
dans un écho, du coup, n’est plus une paroi cellulaire mais mouvement
ou encore un nuage qui se déchire dans les nues
alors qu’il y a peu, c’était un marin ou un lézard.
l’inévitable qui en soi était un rien qui devrait se faire
que je commence à ouvrir si lentement dans le présent,
à déplier avec un attendrissement pieux dans la coagulation de mes plis
jusqu’à ce qu’il s’arrête juste avant que vous ne preniez la parole.
ma main bouge comme sur une mousse noire
qui a des odeurs profondes de pourri et de luxe.
Je rends visible l’euphrate qui goutte, le sahara qui se fait compter
je montre le vent de l’ouest qui transforme la mélancolie en vagues
en hectare après hectare pleines de croissance et d’anémones blanches.
oui, je parle espace car je suis trop réveillé pour le temps.
meesterlijk ik spreid momenten voor mij uit:
geen gebaar dat niet volstrekt gevat in wat vooraf
perfect bereikte al hoe het geweest zal zijn en dus
zichzelf niet gunt gebaar te willen zijn.
bij het leggen op gelijke afstand
ontstaat er merkbaar afscheiding
in het ondeelbare zoals een celwand
op een echo plots geen celwand maar
bewegen is.
of zoals een wolk in wolken scheurt
terwijl het net een zeeman was of hagedis.
het onvermijdelijke dat uit zichzelf een niets was
dat wel komen moest begin ik extreem langzaam in het nu
te openen, met devote vertedering open te plooien in het stremmen
van mijn plooien tot een stilstand net voor u toch spreken gaat.
mijn hand beweegt als over donker mos
dat diepe geuren bergt van rot en weelde.
het druppelen van eufraat laat ik zien, het tellen van sahara.
ik toon de westenwind die van weemoed golven maakt
in hectare na hectare vol met bloei van witte anemonen.
ja, ik spreek in ruimte want ik ben te wakker voor de tijd.
Dagen, nachten
Het is al lang kwart over acht geweest. Of kwart over zes, voor mijn part. Het doet er niet toe.
Het is immers kwart over tien.
We zijn vlug geneigd hieruit een besluit te trekken maar dat is er niet.
Als we er morgen maar niet meer aan denken.
Het is bijlange morgen nog niet.
Er kan nog veel gebeuren.
Of helemaal niets.
Ultra kort kort essay
Goed & wel beschouwd, als we de geesten oproepen, dan zingen we. Als we de regen uitdagen, dan dansen we. En wat als we schrijven?
Het heeft geen zin te zeggen dat het er niet toe doet: het doet er toe.
Ook & vooral woorden immers doen ertoe om te toveren. Woorden in zinnen gebouwd volgens hoorbare, zingende en dansende klanken toveren van alles & nog wat te voorschijn.
Het gaat ons niet om de schone schijn, we doen niet aan marktwerking. Te voorschijn!
Op de achtergrond hebben we de demonen gesmoord in kokende olie.
Zijn niet alle vrouwen geil?
Veelal zal het mij worst wezen of maak ik het tot een terzijde. Half verscheurende verhalen doen me evengoed glimlachen. Ik ken immers de menselijke natuur alsof het de mijne is. Alsof? Het is de mijne.
Soms bestaat mijn geluk erin dat ik het zelf niet meemaak of op de treurbuis te zien krijg. Uit tweede hand dan wel mond hoor. Tweedehands roddel.
‘Moet je nu eens horen!’ Nee, eigenlijk moet ik dat niet, weet je wel. Hoe minder ik moet hoe beter.
Daarom schoof de spreker vandaag het gebeuren in een tussendoor met een grote klemtoon op ‘je schoolvriend’, ‘je kent hem toch nog’. Een echte schoolvriend is hij nooit geweest. Nu ik hem ken, liever niet, en zie wiens schootvriend hij toch was!
Schijn lost de vraag naar zijn of niet zijn niet op
Wijst het uitblijven van enig teken van leven op de dood? Of kan het ook maar schijndood zijn?
Deze vraag zou de artsen meer moeten bezighouden dan ze tot op heden doen. ‘U weet zeker niet hoeveel nutteloze administratieve taken de minister ons oplegt?’
Het lijkt wel de onderwijssector, weet je wel. Die heeft ook een minister.
Niettemin verdient bovenvermelde vraag meer aandacht. ‘We kunnen toch niet elke dode scannen. De scanner heeft al werk genoeg met de levenden’.
Dat eerst mijn vader stierf en lang nadien mijn moeder, behoeft wat mij betreft geen twijfel. Elk teken van leven bleef uit. Voorgoed.
Vol huis
Zou je dit overvol kunnen noemen? Een zaaltje met twee lange tafels en twee ramen.
Hij weet het niet. Hem lijkt het alvast goed gevuld en toch lijkt hij de afwezigen te willen monsteren. Afwezig op de begrafenis van hun eigen moeder!
Hij zou ze zijn broers moeten noemen maar komt er niet toe. Het deert hem overigens niet echt, wat kan het hem schelen. Zijn eigen dochters en de dochters van beide afwezigen maken het zaaltje overvol.
U vraagt
Wat drijft me? Kijk.
De buis lijkt star, is soepel,
lenig en buigzaam.
Een lichtgewicht ook nog.
.
Voorzichtig verwarm ik haar
plooi haar geleidelijk
naar mijn wil.
.
Ik doe dit keer op keer
en op een dag, bij open weer,
hijs ik het zeil.
.
Zij is zowel mast als bast
geworden en voert me
naar waar ik wil.
Wat mij drijft? Wind.
Zonder titel, alsnog
Sans titre en attendant
Un arbre, ni coq ni âne, Ils sauvegardent notre jeunesse, Vois-tu ce gros tronc ? Vois-tu cette fine branche ? |
Van de hak op de tak
zelden omgekeerd, zelden mak,
springt nu eens de mees
dan weer de mens met de pees.
Het houdt ons, bomen, jong
die van de wereld zijn de long.
Het belet onze stam
krankzinnig te worden of lam.
Zie je die dikstam?
Hij vergaat van de vorm
die hem wegknaagt tot molm.
Zie je die duntwijg?
Aan zijn voet een paardenvijg.
Ongeloof van elke dag – Incrédule quotidien
Incrédule quotidien
L’indiffère semble un malheur. Quel bonheur, que rien ne casse, Le cuir une peau bien tannée Tu as beau dire que tu t’en fiches, |
Ongeloof van elke dag Onverschil lijkt een ongeluk, ongeloof schrik zonder opsmuk. Mijn geluk kan niet stuk: ik ken geen Van Lienden onder mijn vrienden. Gelooid ligt het leer soepel in de hand. Gepekeld keer op keer mals het vlees onder de tand. Zeg dan nog wat kan het je schelen. Verbleek en laat met je ballen spelen. |
Piet, Paul, Jan en de anderen
Gedane zaken nemen ongemeen een keer.
Zwart op wit draaien ze een rad
voor de ogen van onder- en bovendrukte.
Enkele druppels speeksel vliegen in het rond.
De keer geschiedt terstond.
Het wordt er heel even beter op, veeleer.
Eierhoofden verlaten het geëigende pad.
Ze krijgen koorts en lopen dra op krukken.
Dank je wel, corona, dank je.
Ongemeen hoe je ongedane zaken
keer op keer gedaan maakt.
Mettertijd zonderling
Het is ons wat
De rust die van het
landschap uitgaat
daarover raakt niemand
uitgepraat.
Op het netvlies haakt
een vlieg in.
Een mug laat een scheet,
een visser heeft beet.
De wolk houdt zich
achter de hand,
de zee doet het met het land.
Ik rijd enkele rondjes
op een zeepaard, wat een kontje.
Onder het dal ligt de
diepte
gaapt de kloof
geeuwt de eeuw.

Wat een meubilair
Een greep naar de wolken
Maak ons geen air wijs
alsof je de muziek kent
niet de tekst van het lied.
Laat de daver maar
de bovenhand halen
op de trein, de sporen
laten de rozen geuren,
de veestapel in kralen
mag van zich laten horen.
Laat je alvast maar bekoren
door het galmen van het koren.
Wie denkt koortsig hooi te stapelen
mag van een strooien dak tuimelen.
De vogel hoort thuis in zijn leeuwenschik.
En hoor hoe wijs
het lied zingt van de aarde.
Hoe streng we bij het drinken dronken
lichte kost – digestif
In de herhaling verbergt zich een talent
In de herhaling verbergt zich een talent
Ik dwarrel niet maar schiet vooruit,
meteoor op het water.
Ik val niet eens.
Ooit was ik een ster
en dwarrelde in de hemel.
Toen kwam mijn tijd
om naar beneden te gaan,
te vallen.
Liever was ik blijven dwarrelen.
Zal ik ooit nog dwarrelen?
Mijn val
omhoog
waarmee alles is begonnen,
was onverwacht.
Niemand had het ooit voorspeld.
Ik dacht: ik zweef, maar dwarrelde.
Vele ogen verborgen achter camera’s
volgden me op de voet.
Hier en daar stopte iemand
een micro voor mijn neus
en stelde vragen.
Wist ik veel wat ik moest antwoorden.
Ik was bezig te dwarrelen.
Beide voeten op de grond,
wat moet ik me daar bij voorstellen?
Op handen en voeten kruipen,
ik doe het niet na.
Vraag een meteoor niet iets
wat hij of zij niet kan.
Vraag me gewoon niets.
Mode het is van het huis
Zelden zag men zoveel genie samen
als op onze werkvloer.
Wij ontwikkelen kunststoffen
die maken dat je in je ondergoed
je billen niet voelt
noch je geslachtsdeel.
En alles netjes bij elkaar blijft.
Wij ontwerpen dat ondergoed.
De stof maken en knippen, dat doen wij.
De broekjes maken, dat doen zij,
in achterafzaaltjes en –werkplaatsen
met enkel kunstlicht en zonder kunstgebit
die arbeiders kunnen dat toch niet betalen.
Geen weer geen wind – Quel temps quel vent
Nu blijkt dat wij bleek
wegtrekken aan de kim stopt allicht het zoeken.
Hoe jullie netjes iedereen optrommelen, wat later ieder op zijn plek te kakken zetten, de kaken op scherp en jullie niets daarvan oprommelen.
Voor de drommel! Kom maar hier met dat bier van de hommel!
Uit onze ooghoek zien we nog net de mastpop hangen aan de masttop. Eindelijk ligt alles klaar nu, voor de hand, steek hem uit geef vuur aan de brand. |
À présent il s’est avéré comment, pâles, nous disparaisons à l’horizon, peut-être la recherche s’arrêtera-t-elle.
Comme vous avez si bien mobilisé tout le monde, pour mettre chacun à sa place, à chier, la crampe aux fesses, sans que vous les nettoyiez.
Au diable ! Par ici, cette bière au bourdon !
Du coin de l’oeil nous observons tout juste la poupée de mât pendue à son sommet. Enfin tout devient clair, allant de soi, prêt à prêter la main pour y mettre le feu. |
Een ogenblik graag
Haast iedereen kent hoop ik nog de uitdrukking: het moment is aangebroken. Ze dateert uit de tijd dat de tijd nog iets autonooms had en dus kon aanbreken, uit eigen beweging en in eigen beheer.
De postmoderne lullers, dit zijn lieden die menen dat de hemel de grens vormt en dat je moet blijven scharrelen tot je hoofd er als een ei uitziet, hebben de zaak verbasterd tot een momentum. Het ogenblik kreeg iets van een monument maar vooral, het werd manipuleerbaar. “Ik voel dat het momentum gunstig is.”
Lang heeft dat niet geduurd, dat momentum. Het bleek geen monument te kunnen worden. Nu zijn er opnieuw momenten. Maar ze breken niet meer aan. Nee, de mens breekt ze aan. Er is het trefmoment voor ouders op de nieuwe school. Er is het afscheidsmoment als iemand gestorven is. Er is het ontspanningsmoment op het werk. Of het kennismakingmoment. Al bij al mag het nog een moment lang duren. Een ogenblik, graag, meer mag dat niet zijn.
Ogenblik! Wie zegt dat? Wie vindt dat we geen tijd meer mogen nemen? Als iemand onder jullie de schuldige vindt, u gelieve die uit te leveren aan het Strafhof te Den Haag wegens grove schending van de mensenrechten en wegens aanslag op de mensheid en, last but not least, wegens diefstal op de mensheid met collectieve verarming als gevolg. Tijd moet u weten is ons geld. Het is ons kapitaal. Wij zijn wij? Wij zijn de kapitaalonkrachtigen die het moeten doen met wat koopkracht. Die beperkte koopkracht nemen we er bij, als we maar vrij mogen beschikken over onze vrije tijd, ons echt kapitaal.
Als men dat kapitaal echter opsplitst in momenten en die dan vervolgens in een mum van tijd laat afhandelen, zodat we in ademnood komen, dan gaat dat ons te ver.
Een ogenblik, graag.
Je maintiendrai
Het automatiseringsproces
De beeldspakerigheid van het radelend wiel fietst volop. Een colsukkeltand van een alsnog middelgroot technologisch verdrijf projecteert zijn beeldspaak puntkrachtig. Hij doet dat met een mond vol hete aardappel.
“Met een ingebouwde zursfunctionaliteit die we hebben uitgebouwd, kan men nu aan de slag. Je vindt die functionaliteit in de toelbaar.”
Pieter P. Punk (alias Pierre Paul Punque) onderbreekt hem. “U zou beter eerst goed kauwen en dan doorslikken, vooraleer u verder praat.” Zitk tuf tuf sie hesja fcusina? ‘l Ma?
Van verstomming en van lood verslagen, getroffen kortom, valt de man stil.
Stil. Ik heb de hele tijd stilgezeten, sta nu op en ga. Helemaal uit zichzelf opent de deur zich voor mij en blijft me nog lang nagapen. Als ik de hoek van de gang omdraai, valt de deur pas dicht. Mijn ogen op mijn rug kan ik nu ook sluiten.
Ben ik nu gerust of enkel uitgerust?
Ik laat de automatische snoepdoos links staan, haal uit naar rechts en bevind er mijn kantoor.
Het beeldscherm staat op pauze. Het ziet er behoorlijk zwart uit maar dit is slechts schijn. Achter het zwart gaat de wereld schuil. Die wee toch wee wereld is opgedeeld, heel netjes, in processen, meestal schijnprocessen. Daardoor verlopen ze gedeeltelijk automatisch. Je bladert met een vinger door het internet. Je hoeft daarvoor je vinger niet meer nat te maken. Je hebt wel nog bladwijzers. Zoiets.
Of je wil een brief schrijven en opsturen. Geen ticket nemen in een onderbemand en veel te vol postpestkantoor om een postzegel te kopen. Een, mijnheer? Wist u dat als u er tien koopt…. Ik wil dat niet weten. Gewoon een elektronisch bericht sturen. Je stopt de brief in het bericht of je hangt hem er aan vast. En weg is Kees. En koffie maken we hier halfautomatisch.
Ineens flitst het scherm vanzelf op:
Zit de ziel in een schoendoos of toch maar in een doodskist? Ik druk op de knop ‘enter’, gooi een haak uit en haal de zin zo binnen uit het internet, naar een bladzijde die ik open in de tekstverwekker. En eenmaal verwerkt, komt dit ervan:
De schoendoos gaat open, de ziel gaat lopen.
Op een schoen meer of minder.
Als ze uitgelopen is, wenkt een andere doos.
Het dagelijks werk in de Toren van Luik, het dada dagelijks werk, jaja. De toetertoren, ja. Niemand raakt op het dak om het ervan te schreeuwen. De vrees leeft niettemin niet dat iemand die zo hoog raakt, zich ervan zou afwerpen. Hoewel de sprong in de leegte op zich niet verwerpelijk is en als experiment in luchtledigheid in aanmerking komt. Of als poging om de zwaartemacht te lijf te gaan.
Un Vekemans, Dirk en traduction
persévérant par amour ou foutu
par la répulsion, la fin établie en tant qu’axe
et froide la force utilisée pour que ça raidisse,
le tour résiste en dénouant par déchéance.
est-ce blanc ? les lis nagent en faisceau.
est-ce noir ? le vrai pullule le plaisir vaisseau.
faire tourner les pôles en ronds rigoureusement
laisser se déborder le seau franchement
se faire bannir de la bonne santé en toute liberté
bruyamment les instincts se faire ressaisir robustement.
La muse
Je tourne sur une femme,
une vraie pute banale,
du genre qu’on ne prend pas –
au moins pas dans son lit –
(la conjugaison de ses pensées à lui
avec l’ondulation de sa mauvaise volonté à elle
rend les sens extasiés en phrases
dont il désire les mots).
L’homme que je manipule,
tu préfères ne pas le voir.
(traduction du poème ‘de muze’ de Dirk Vekemans)
Een korte voorstelling van zaken van mezelf
Van beroep ben ik knelpunt. Ik ben ternauwernood woonachtig maar voor de rest ontzettend werkzaam. Wie heel opmerkzaam is, ziet me zo komen. Anders zie je me zo gaan.
Stel, ik heb gedaan met werken, de werkdag zit erop. Als knelpunt weet ik overigens nooit helemaal wanneer het werk erop zit. Maar dat zal u worst wezen. Ik kom dan thuis, doorgaans afgepeigerd. Het is geen makkelijke stiel, knelpunt van beroep. Dan begrijp je dat ik ternauwernood woonachtig ben. Maar eerder amechtig.
Het kan zijn dat ik holderdebolder ben ingesprongen om een plaatselijke reportage te maken die ik dan uit derde hand schrijf omdat ik de middelen niet heb om plaatselijk een vraaggesprek te voeren met lieden die zich omringen met zwaar gespierde torso’s waar altijd wel wat vuurwapen aan wappert. Ja, inderdaad, ook lokale nieuwsgaring is in een knelpunt geraakt. Laat staan dat ik recht heb om te reizen met de trein in eerste klas.
Soms ook moet ik instaan om ratten te vangen en te doden. Soms sta ik in voor een mevrouw aan de kassa, hoewel dat nooit lang duurt. Als bouwvakker of instant loodgieter wil ik nog wel eens loos gaan.
Ik ben ooit opgeroepen om de rol van eerste minister te spelen omdat geen enkele formateur een regering kon vormen. Ik heb toen geweigerd. Het land besturen is geen beroep maar een roeping. En dus kan daar van een knelpunt geen sprake zijn. Hoewel ook in de politiek de roepingen afnemen. En de zaak daar richting knelpunt evolueert. Maar dat is geen probleem. Zoals nu overal de kerken leeg staan en wachten op een nieuwe bestemming, zullen de parlementen en senaatgebouwen wel vlug een nieuwe bestemming vinden.
Ik ga nu slapen. Om slaapachtig en slaapzaam te worden.
(Deze tekst dateert van 2014. Werkzaam werken moest nog worden uitgevonden in de Wetstraat. Ik had het toen al zoals je hier kunt zien. Burnout was nog geen plaag maar het zat er aan te komen, zoals je hier kunt zien)
Le processus d’automatisation
Les métafoires de la roue aux rayons du vélo vont de pair et d’impair. Une hantreprise de taille moyenne active dans la technologie projette son image à force de points, la bouche pleine d’une pomme de terre yperchaude, cela fait très coule.
“Nous avons développé une fonctionnalité zursfunct que nous avons intégrée dans le bar des taules.”
Pierre Paul Punque l’interrompe. “Avant de continuer de parler, mieux vaut bien macher et puis avaler.” Zitk tuf tuf sie hesja fcusina? ‘l Ma? (veux-tu que j’aille te chercher quelque chose à la cuisine? De l’eau?)
Bouche bée d’aplomb, bref fort touché, la parole de l’homme s’arrête. Arrête. Je me suis arrêté à temps, suis resté assis tout le temps mais maintenant je me lève et m’en vais. Tout à fait d’elle-même et d’initiative, la porte s’ouvre devant moi et me regarde passer bouche bée. Quand je prends le virage pour tourner dans l’autre couloir, la porte enfin se ferme. Et enfin, je peux me fermer les yeux dans le dos. Suis-je tranquille ou bien reposé?
Je passe à côté d’elle, comme si elle n’existait pas, la distributrice de friandises. Je tourne vers la droite et me voilà arrivé au bureau. Mon bureau.
L’écran est en position veille et a l’air vachement noir. Seulement l’air. Le noir cache le monde entier. Qui se traduit en web web web, se divise proprement en processus, souvent des simulacres de procès.
C’est pourquoi l’automatisation est un processus progressif, qui y va tout doucement. D’un doigt, on feuillette l’internet. Plus besoin de se mouiller le doigt. Les marques-pages sont restés. Ou encore, je veux écrire une lettre et l’envoyer. Je ne dois plus perdre mon temps et mon humeur dans un bureau de poste qui peste, en y prenant un ticket pour attendre mon tour, mon numéro. Alors, monsieur, vous voulez quoi? Un timbre, s’il vous plaît. Un seul? Savez-vous qu’en achetant dix timbres, vous…. Non, je ne veux pas savoir. J’envoie ma lettre par courriel. Le café au bureau est fait en semi-automatique. Mais voilà que tout seul, sans que j’y touche, mon écran s’allume et montre une phrase:
L’âme se trouve-t-elle dans une boîte à chaussure ou quand même dans un cercueil?
J’active le bouton ‘entrez’, je hameçonne la phrase et la mets au bord de l’internet dans une page du logiciel de traitement de texte. Et je la traite!
La boîte à chaussures s’ouvre, l’âme s’échappe.
Ne regardant pas la chaussure.
Quand l’âme est à bout de souffle, une autre boîte s’ouvre.
Le travail cocoquotidien haha dada dans la tour de Babel, à Liège. Personne n’arrive au toit pour y crier. Toutefois, la foi vit qu’un jour, quelqu’un pourrait y arriver et se jeter dans le vide. Le saut dans le vide n’est pas condamnable, en effet, il pourrait être retenu comme expérimentation dans le vide. Ou comme une tentative de maîtriser la pesanteur.
Een overheid die beroepsernst aan de dag legt? Liever niet of liever wel?
De Minister van Agitatie kreeg ooit te maken met de amateuristische aanpak van de overheid. De Rijkswacht was bij hem thuis binnen gevallen in zijn afwezigheid. Om zijn webstek plat te leggen, op verzoek van het Blok. Maar de Rijkswacht had niets gevonden, behalve een scherm. Het ging om een Apple waarin alles geïntegreerd was. Er was met andere woorden buiten dat scherm ook echt niets want de computer zat in dat ‘scherm’.
Hier was het dus: leve het gebrek aan beroepsernst. Ondertussen heeft de politie wel een afdeling computermisdaad en weet ze dus beter. En hopelijk heeft de minister nu inmiddels een draagbare computer die hij wijselijk overal met zich meesleurt en veilig kan opbergen als het weer stormt buiten.
De Minister van Agitatie geniet geen parlementaire of andere ambtelijke onschendbaarheid, bij gebrek aan portefeuille.
Anders verging het de Wijnants, ook wel de Wilfried. Als jonge man trok hij vaak op met lieden als Paul Goossens, de verkeerde vrienden waarvoor elke moeder waarschuwt, en nam hij al eens een blokpil om door de examens te geraken. Op doktersvoorschrift bovendien. Toen hij zich aanmeldde voor de proeven voor zijn legerdienst, werd hij opgesloten in het militair ziekenhuis. Hij bleef daar maanden vastzitten. Zonder duidelijke reden. Eenmaal buiten zocht hij werk en overal ving hij bot. Hij vond zelfs een werkgever die hem te alle prijs wou in zijn bedrijf. Tot die kandidaat-werkgever inlichtingen kreeg over het goed gedrag en zeden van Wilfried. Bleek dat hij bestempeld werd als staatsgevaarlijk en dat stempel in zijn attest van goed gedrag en zeden stond vermeld. De amateuristische oenen die hem dat gelapt hebben, hebben het op hun geweten dat Wilfried uiteindelijk als zelfstandige aan de slag is gegaan, dat hij om de haverklap werd gecontroleerd door politieagenten en douanebeambten, wat tot heel veel vertraging leidde. Terwijl dit allemaal overbodig was. Want nergens op gebaseerd. Terwijl de ware staatsgevaarlijke lieden nauwelijks dat stempel kregen of krijgen en ook niet werden of worden gezocht.
Het lag dan ook voor de hand dat Wilfried onderaards zou gaan en inderdaad belandde hij als jongste medewerker bij het letterkundig tijdschrift Labris, later bij de opvolger Tempus Fugit. Zou hij zover geraakt zijn zonder dat stempel?
Zou hij zover geraakt zijn zonder dat stempel? Zou hij dan niet veeleer ‘braaf’ les hebben gegeven in het technisch kunstzinnig onderwijs dan werkzaam te zijn geweest in het uitzinnig kunstbedrijf?
Later aan de elf
Nog tasten de toppen
van mijn vingers het zwerk af
op zoek naar een gat, een breuk.
Niets nog breekt er door.
Alles keiglad. De een weent,
een ander breekt
in woede uit, alles zo vergeefs.
Nu keer ik me om en kijk de Thoth
in de ogen uit zijn verhaal
gerukt, verrukt haast.
“Het is toch wel van de hond geklaagd,
been op steen en zonder inscriptie.”
Wie sprak? Dat blijft in het midden.
Later aan de elf
keken we op
naar al dat gewelf
Mismenselijk – Malhumanitaire
1. De barbaar is altijd een mens
voor hij toeslaat. Laat hem toeslaan op rabarber, desnoods op een rubberboom. Toch niet op een ander.
Toch slaat hij vooral toe op een ander. Zijn hoofd is op hol geslagen, zijn hoofd is hol,
recht uit de hel waar de duivel hem inblaast en uitraast.
2. Naast de mens de kameel staat netjes in geel. Ver daarboven het blauw, waarnaar we reiken zo gauw
we kunnen, het ons gunnen.
Het is al kommer en zand dat in het kader spant. We springen er niet uit, we springen er gewoon in. |
1. Le barbare est d’abord humain
avant qu’il ne frappe. Laisse-le frapper la rhubarbe, l’arbre à caoutchouc s’il le faut. Mais pas autrui.
Et voilà qu’il frappe surtout autrui. Il a la tête au galop, la tête creusée,
venant droit de l’enfer, où le diable expire et l’inspire.
2. À côté de l’homme, voici le chameau, au jaune loin de l’eau. Le bleu les surplombe, avant de creuser notre tombe
dans le sable du diable.
Il n’y a pas que souci suspendu dans ce cadre-ci. On n’y sort pas, on y fait un saut.
|
Het ligt er en heeft er gelegen – Ci-gît et puis gît
Ik tast volop in het duister en sta op.
Vandaag geen zon, hoera, het regent. Voor de rest ligt iedereen zo stil, nog vast in slaap, de weerman zijn gelijk.
De lust tot fluiten borrelt op. Ik houd het voor gezegd en zwijg heel even. Ik laat de plee zingen in mijn plaats, hoera, het regent.
Hemeltje, waar wolken dicht bijeen gepakt en gezakt en beladen wachten op hun beurt om te druilen,
geef ons een dag als geen ander. En morgen nog zo een.
|
Je tâtonne pleinement dans la pénombre
quand je me lève. Aujourd’hui, le soleil prend congé, il pleut, enfin, youppie. Les autres ne bougent pas, dorment et donnent raison à la météo.
Je sens venir l’envie de siffler. Je crois toutefois avoir tout dit et me tais, un moment. Je fais chanter les chiottes à ma place car youppie, il pleut.
Ô ciel, où les nuages se rassemblent et descendent, attendent chargés pour pleurnicher à leur tour,
donne-nous un jour pas comme les autres. Et demain encore un comme ça. |
Tijd voor het einde
‘Nu het einde nadert is er van genade geen sprake meer’. De postbode belt altijd tweemaal. Aan de deur. Na gedane ronden en arbeid zit hij hier in het dorpscafé, zowat het enige café.
De postbode brengt op die manier zijn eigen boodschap aan de man. Uitgerekend een enkele man zit in het café, verderop aan een tafeltje.
Buiten valt ineens het zonlicht uit, valt een stortbui neer, heftig, in geen tijd staat de straat blank. ‘De moessons hebben ons bereikt’, aldus de postbode. De hele tijd heeft de ander geen woord gezegd. Zijn stilte irriteert de bode. ‘Vindt u er dan niets van, mijnheer, ja, u daar?’
De man drinkt de rest van zijn glas in een teug leeg, staat op, rekent af aan de toog, draait zich om naar de bode en spreekt, uiteindelijk: ‘Nee, ik vind dat alles maar niets’, stapt op, trekt de deur open en verdwijnt in de stortregen.
(eerder gepubliceerd op kutbinnenlanders.nl maar uit solidariteit met Dirk Vekeman ook hier, dus)
Iets mis?
Je kent allicht dat verhaal van de zangerd die succes boekte, ja zelfs oogstte, met een beklijvend lied over liefdesverdriet.
Waar is het met ons misgegaan?
Nu alles beter met hem gaat, kent hij geen grote successen meer. De wereld, net wat u zegt, een onvergefelijke beerput.
Geweldig in mijn schik heb ik zelden nog schrik, zingt hij nu.
Nu ken je dus dat verhaal.
R.I.P.
Terwijl buiten verwijten allerhande om de oren fluiten, heerst binnen vrede bij het haardvuur. Alhoewel.
Buiten keerde inmiddels de rust terug en konden de ordediensten zich terugtrekken. Binnen echter begonnen nu pas verwijten allerhande om de oren te fluiten.
De lezer begrijpt dan niet altijd waarvoor deze straffe taal bedoeld is. Soms echter schieten zelfs straffe, strakke woorden tekort.
Il faut être un connard pour toujours parler de la sorte.
Je moet Conner heten om altijd op die manier te spreken.
In de overige ogenblikken dat ons rust gegund wordt, denk ik daar soms aan. Nooit dacht ik terug aan R. P., mijn eerste overste op mijn laatste werkplek. Veel werk had hij niet aan mij: mijn vrije dagen beheren, soms een dienstnota toelichten.
Hij had een bijzonder gevoel voor humor, een kleine auto en een weinig opvallende, magere gestalte.
Vandaag verneem ik dat hij overleden is. Hij was even oud als ik.
Welke is onze aard?
Op wandel
“Dat zal dan wel karakterveranderend zijn.” Kent u die uitdrukking? Ik niet.
Ik ging wandelen, een late ochtendwandeling op zondag. Er kwam een koppel aangelopen. Dat heet dan weer jogging. Ze waren in gesprek. Als je niet te hard loopt kan dat nog net. Ik ving een flard op. “Dat zal dan wel karakterveranderend zijn”, sprak de man tot de vrouw.
Zoiets zet me aan het denken. Dan vraag ik me af wat is ons karakter, onze aard? Kan je die zomaar veranderen? Mijn hersenkronkels die als een slang zich voortbewegen brengen me aldus bij de dichotomie, de innerlijke tegenspraak, tussen populair en elitair. Je bent het een of het ander. Trump, die lompe Donald dus, denkt dat hij beide is. Doch dit geheel terzijde. Hij dwaalt en ijlt, uiteraard en doet er verder niet toe.
Nee, dan denk ik: “Of je bent gek”. Dat is met andere woorden de derde weg.
Fijn snijwerk
Nergens was nog een mes te vinden,
toch was de spanning te snijden.
Gillen en schreeuwen waren niet meer te vermijden.
Kan een zwaard misschien soelaas bieden?
Of een sabel in de handen van lieden
voor wie moord en brand altijd gelegen
komen en de brand van het verlangen
te lijf gaan met fakkels en tangen
tussen hun tanden
in hun handen.
.
‘We houden niet van lanterfanten.
Schieten op giraffen en olifanten.’
.
Toen de spanning aldus was gesneden
kwam geen ontspanning hoe welgelegen
die ook had mogen komen.
Menselijk kapitaal. Proeve van kansberekening
Zonder in toevalligheden te willen vallen en vooral om dat te vermijden, hebben we enkele parameters bovengehaald en toegepast op de gegevens zoals we die verzameld hadden en opgeslagen.
Als eerste parameter geldt de afstand. Vijftig kilometer wordt als maximum aangenomen. Er is geen minimum.
Met de leeftijd wordt nauwelijks rekening gehouden. Worden uitgesloten: onder de twintig en boven de vijfenzestig.
Tweede dwingende parameter is de bereidheid tot binnen om daar thuis te werken, met uitsluiting van wie daar niet toe bereid is. Sommigen verhelen dit aspect. Toch ontsnappen ze niet en vallen ze door de mand.
De andere parameters spelen losjes weg: een, twee of drieweegs, waarbij drie de voorkeur geniet. Of de hoedanigheid zoals daar is: eronder. Onder de leuke duim schuilt de grote luim. Deze formule en formulering definieert deze parameter.
Op deze basis komen drie kandidaten uiteindelijk in aanmerking. Het is haast een blinde gok om de volgorde te bepalen. Rust echter brengt behalve roest soms ook inzicht. De derde dag zagen we dat een heel erg goed zou kunnen zijn en haalden die aan.
Het zou een juiste gok blijken.
Zoutloos lonkt de eenzaat
Er heerst pandemie. De herbergen zijn dicht. Mannen liggen op de zetel voor de treurbuis bier uit blik te drinken en laten hun vrouwen op hun honger.
Deze gaan dan stiekem elektronepgesprekjes voeren op sites bedoeld om afspraakjes te maken om van bil te gaan.
Zelden komen ze ervan.
Buiten verkneukelt het virus zich in zoveel uitzichtloze eenzaamheid.
Grâce Genade
Genade We komen aan in Koudfontein, gevankelijk, en vrezen niet te sterven: zal de dood langzaam komen, doorheen onze marteling, of plots, een houw? Groen met goud afgeboord, Onze voeten zwellen, |
Grâce Nous arrivons à Froidefontaine, captifs, sans craindre notre mort: viendra-t-elle lentement, Vert aux bords jaunes dorés, Nos pieds se gonflent, |


Zeeland Zélande
Daar dan alweer lagen wij in elkaars branding. Ook nu waren de golven ons eerst genadig. De wind nam toe Grotere golven Bij het stranden |
Nous voilà à nouveau allongés dans le ressac l’un de l’autre. Là encore, les vagues ont d’abord eu pitié de nous. Le vent a augmenté. De plus grandes vagues Sur la plage je n’arrêtais pas |
Americana
1.Met het oog op de uitgang, uit,
nemen we plaats zowat
in het midden van de bioscoopzaal.
Rechts van ons zit Ludwig Wittgenstein,
naast hem Barosso.
Voor ons een gezin met acht kinderen.
Daar zou jij uit voortkomen.
Het Wilde Westen slaat volop toe.
Koewachters hoeden hun vee
van onder hun hoed.
Ze schieten pas
als de Indianen komen aangerend.
Er is al lang geen vee meer om te hoeden,
noch indianen om te verdrijven.
Ze schieten dan maar elkaar neer.
2. Zonder zorg om de uitgang,
onze plaatsen zijn genummerd,
gaan we zitten in het paleis.
Rechts van ons zit mijn collega,
verrast, wat verder naast hem
Barosso.
Wittgenstein is er niet meer bij.
Een oeroude neger met een band
speelt op zijn saxofoon
ons van onze sokken.
1. En vue de sortir, sortie,
nous prenons place pratiquement
au milieu du cinéma.
A notre droite, Ludwig Wittgenstein,
à côté de lui, Barosso.
Devant nous, une famille de huit enfants.
C’est de là que tu sortiras.
Le Far West sauvage bat son plein.
Les gardiens des vaches gardent leur troupeau
de sous leur chapeau.
Ils tirent tout juste
quand les Indiens arrivent en courant.
Il n’y a plus de troupeaux de bétail
depuis longtemps,
ni d’Indiens à expulser.
Ils se tirent alors dessus.
2. Sans se soucier de la sortie,
nos places sont numérotées,
on s’assied dans le palais.
À notre droite se trouve mon collègue,
surpris, un peu plus loin à côté de lui
Barosso.
Wittgenstein n’est plus là.
Un très vieux nègre avec un groupe
joue du saxophone
à nous faire tomber hors chaussettes.


Boef of dief
Aan Dirk Vekemans
Staande en zittende uitdrukkingen
Ik ben een groot gebruiker van uitdrukkingen, die ik in stand houd, dan wel in stand opricht. Staande uitdrukkingen, ze staan zo mooi. Er zijn ook zittende uitdrukkingen. Tegen iemand die beter verdwijnt, kan je veel kanten uit:
‘Ga weg.’ ‘Verdwijn’. ‘Wilt u hier even door de grond zakken?’
Bij mij gaat het steevast als volgt: ‘U kunt twee kanten uit: de boom in of de pot op.’ Beide zijn zittende uitdrukkingen.
Hallo, zit daar iemand?
We zaten er heimelijk op te wachten op de plee, op een stuk over de urinoir, al dan niet van Duchamp, de meningen daarover lopen de laatste tijd nogal eens uiteen. Of minstens uit twee. Op de plee zitten we trouwens meestal te wachten.
Het moet overigens niet altijd ellende zijn, het kan ook bevrijding worden. Zodat de grijns op ons gezicht ontdooit tot glimlach.
Ineens zie ik dat het pleegebeuren hier modulair verwerkt wordt door de pleetechneutologie van wordpress. Het geheel laat zich voortaan schrijven in blokken.
Moeten we ons daardoor ongelukkiger voelen dan we ons voordoen?
Of juist gelukkiger? De pot op met deze vragen. We mogen verder niet klagen, anders krijgen we een enkele reis naar de klaagmuur, die tot nader order nog steeds in Jeruzalem staat. Trump is van plan hem af te breken en steen voor steen over te brengen naar Tel Aviv. Dat varken uit het witte huis in Washington is de enige die de zaak van de joden met voeten mag treden zonder voor anti-semiet te worden uitgescholden.
Okee, genoeg stof voor de plee.
Een storm vervolmaken
Buiten bereidt men een storm voor
en ook binnen is het stil.
Het apparaat is klaar voor gebruik,
u kunt de meting starten.
Van de weeromstuit de dichter
ligt er sprakeloos bij met halfglazen blik.
De pax poetica heeft hem te pakken.
Hij mompelt zelfs niet meer.
(Dit gedicht is in Amsterdam afgedaan als mechanisch; terwijl het eigenlijk nogal procesmatig is. Tja, in Amsterdam zijn ze niet altijjd mee met de stroming buitengaats)